Wil Jezus de waarheid over Zijn Koninkrijk verborgen houden?

Toen Jezus de mensen onderwees over het Koninkrijk van God, gebruikte Hij gelijkenissen. Dat zijn korte verhaaltjes uit het dagelijks leven met een diepere, geestelijke betekenis. Toen Zijn discipelen Hem vroegen waarom Hij dat deed, kregen ze het volgende, merkwaardige antwoord:

Het is u gegeven het geheimenis van het Koninkrijk van God te kennen; maar tot degenen die buiten zijn, komt alles door gelijkenissen, opdat zij ziende zien en niet doorzien, en horende horen en niet begrijpen; opdat zij zich niet op enig moment bekeren en de zonden hun vergeven worden

(Markus 4:11-12, zie ook de gelijkenissen in Mattheüs 13:10-15 and Lukas 8:9-10).

Een verschillende uitwerking op verschillende toehoorders

Jezus maakt onderscheid tussen twee groepen toehoorders. De eerste groep zijn de ‘u’, de discipelen en volgelingen die de vraag hadden gesteld. Deze mensen zijn begerig om het onderwijs van Jezus te horen. Hij zegt dat aan hen gegeven is “het geheimenis van het Koninkrijk van God” te kennen, dat met kleine stukjes door de gelijkenissen geopenbaard wordt. Ze zullen een beter begrip zoeken en die ook krijgen, zelfs als de diepere betekenis van de gelijkenissen niet meteen duidelijk is.

De tweede groep bestaat “degenen die buiten zijn”. In tegenstelling tot de discipelen krijgen deze mensen niet een beter begrip van Gods Koninkrijk. Jezus lijkt te zeggen dat Hij in gelijkenissen spreekt opdat ze Zijn onderwijs niet zullen begrijpen! Hij haalt hier enkele verzen uit Jesaja 6:9 aan, als Hij zegt dat ze wel zullen horen, maar niet begrijpen en zich dus niet zullen bekeren en vergeving ontvangen.

Wie zijn deze mensen, en waarom wil Jezus niet dat ze Zijn boodschap volledig en duidelijk zullen begrijpen?

Wie zijn deze ‘buitenstaanders’?

In Markus 3:22, krijgen we een vluchtige blik op Jezus’ toehoorders. Onder hen bevonden zich schriftgeleerden uit Jeruzalem (= de religieuze leiders) die zeiden dat Jezus bezeten was en demonen had – de slechts denkbare beschuldiging toen ze eenmaal moesten toegeven dat Hij macht had om wonderen te verrichten.

Een paar verzen tevoren, in Markus 3:5-6, lezen we hoe de Farizeeën (=een andere groep religieuze leiders) hadden samengezworen om Jezus te doden nadat Hij iemand op de Sabbatdag had genezen. Deze mensen waren zeker niet van zin om Jezus’ onderwijs aan te nemen, maar waren slechts gekomen om Hem tegen te werken. Merk op dat deze verzen ook iets laten zien van Jezus’ reactie op hun tegenwerking: Hij is boos en verdrietig om de hardheid van hun hart.

In het evangelie naar Johannes krijgen we nog meer informatie over de mensen waar het citaat uit Jesaja op slaat: “Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem” (Johannes 12:37, zie ook Johannes 6:63-66).

Deze gedeelten laten zien dat niet alle mensen die Jezus hoorden spreken echt gekomen waren om over het Koninkrijk van God te leren. Ze geloofden niet allemaal in Hem. Sommigen hadden vele duidelijke tekenen gezien en er misschien ook wel van genoten, maar ze geloofden niet. Ze deden niets met Jezus’ onderwijs. Anderen verzetten zich actief tegen Hem of verspreidden leugens over Zijn identiteit.

Dat zijn de mensen die bewust ‘buitenstaanders’ bleven en Jezus niet als hun Heer wilden erkennen. Dientengevolge konden ze de feiten over het Koninkrijk niet begrijpen of kennen. De waarheid was onkenbaar voor degenen die de feiten die ze al kenden, verwierpen. Daarom wezen ze ook het onderwijs van Jezus af als ‘niet te begrijpen’.

Jezus’ gelijkenissen begrijpen vraagt een luisterend oor

Als Jezus de gelijkenis van de zaaier vertelt, voegt Hij daaraan de uitdrukking toe: “Wie oren heeft om te horen, laat hij horen” (bijv. in Markus 4:9). Als we de diepere, geestelijke betekenis van Jezus’ gelijkenissen willen begrijpen, moeten we nauwgezet luisteren en geestelijk onze oren open houden. We moeten bereid zijn de waarheid te laten bezinken en ons te veranderen. Echt luisteren houdt ook ‘doen’ in, Jezus’ woorden a.h.w. ‘herkauwen’, zodat ze een uitwerking hebben in ons leven.

Mensen die geestelijk slapen, wel geïnteresseerd in wonderen, maar niet in het onderwijs van Jezus, zullen de geestelijke lessen over Gods Koninkrijk niet vatten. “De natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden” (1 Korintiërs 2:14).

Maar waarom wil Jezus niet dat ze begrijpen?

Na dit alles gezegd te hebben, blijft de oorspronkelijke vraag nog steeds staan. Wil Jezus de waarheid over Zijn Koninkrijk verborgen houden voor bepaalde mensen? En zo ja, hoe brengen we dat dan in verband met Zijn verlangen dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen, zoals duidelijk aangegeven wordt in Ezechiël 18:23; Markus 1:15; 1 Timotheüs 2:3-4 en 2 Petrus 3:9? Als God almachtig is, waarom zorgt Hij er dan niet voor dat alle mensen in Hem geloven?

Dit zijn pittige vragen. Wij mensen zijn te beperkt in ons begrip van God om afdoende antwoorden te geven als het om Zijn wil gaat. Maar er zijn enkele Bijbelteksten die wat licht werpen op dit onderwerp. De Bijbel geeft duidelijk aan dat God geen behagen heeft in de dood van de goddeloze, zoals we lezen in Ezechiël 18:23.

Maar in Deuteronomium 28:63, bijvoorbeeld, lezen we dat dit soms wel het geval is! Een voorbeeld hiervan zijn de twee zonen van de priester Eli. Het waren slechte en zondige mannen, die Gods tabernakel in diskrediet brachten. 1 Samuël 2:25 vertelt dat “zij niet luisterden naar de stem van hun vader, want de HEER wilde hen doden”.

Hetzelfde geldt voor het volk Israël als geheel: hoewel God mensen beveelt hun hart niet te verharden (Hebreeën 3:8; 3:15; 4:7), geeft Hij de Israëlieten toch over aan een geest van diepe slaap zodat ze verhard werden en zich niet bekeerden (Romeinen 11:7,8). Kortom, hoewel God wil dat alle mensen gered worden – zo nadrukkelijk dat Jezus bereid was om te sterven voor de zonden van de mensheid – kan het toch ook Zijn wil zijn om mensen in het verderf te storten als ze weigeren zich te bekeren (2 Thessalonicenzen 2:11-12).

Is God in Zichzelf verdeeld?

Dit zou inhouden dat God tot de ene gang van zaken besluit, terwijl Hij ook een andere gang van zaken wil en leert.

Het beste voorbeeld van deze paradox is het sterven van Jezus. God heeft moord ondubbelzinnig verboden. Hij verbiedt ongerechtigheid. Hij wil dat mensen in Jezus geloven en Hem eren als hun Heer. Hij houdt zielsveel van Zijn eigen Zoon (Mattheüs 3:17).

En toch was het Zijn wil dat Jezus verworpen zou worden en gevangen werd genomen, en dat Hij zou lijden en sterven. Al deze verschrikkelijke gebeurtenissen waren “volgens Zijn raadsbesluit” (Handelingen 4:26-28). Het is ontegenzeggelijk een ernstige misstap om Christus te kruisigen, maar toch was Zijn sterven zegenrijk, want het maakte eeuwig leven mogelijk voor miljoenen mensen.

Jezus zal nooit iemand afwijzen die eerlijk naar Hem op zoek is

We kunnen Gods wil niet doorgronden. We zullen nooit kunnen begrijpen waarom Hij iemand uit de ellende van de zonde trekt en anderen laat volharden in hun afwijzing van Hem. Maar één ding is glashelder: God zal nooit iemand afwijzen die oprecht naar Hem op zoek is. Jezus zegt het als volgt in Mattheüs 7:7-8:

Bid, en u zal gegeven worden; zoek en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden”.

Deel artikel