Wie zijn de 144.000 in het Bijbelboek Openbaring?

Wat is de kerk?

Wie zijn de 144.000 in de Openbaring die de Koningen en Priesters zullen zijn?

Openbaring is een profetisch boek (Openbaring 1:3; 22:18-19) waarin contrasterende woorden en afbeeldingen elkaar wederzijds verrijken en interpreteren. In hoofdstuk 1 ziet de apostel Johannes bijvoorbeeld zeven gouden kandelaars (1:12), maar hij hoort dat het zeven gemeenten zijn (1:20). In hoofdstuk 5 hoort Johannes over de Leeuw van Juda (5:5), maar hij ziet een Lam, dat geslacht was (5:6). Dan hoort Johannes in hoofdstuk 7 over “144.000 uit alle stammen van Israël” (7:4), maar hij ziet “een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen” (7:9). Net zoals de zeven kandelaars de zeven gemeenten zijn, en de Leeuw van Juda het Lam is dat geslacht werd; zo zijn de 144.000 de grote schare die niemand kon tellen.

Bredere context

De bredere context ondersteunt deze interpretatie. In Openbaring hoofdstuk 5 geeft God een boekrol met zeven zegels aan het geslachte Lam, want alleen Hij heeft het gezag om het te openen. In hoofdstuk 6 opent het Lam de eerste zes zegels, waardoor de aarde geleidelijk aan wordt vernietigd. In hoofdstuk 7 is er dan een pauze, voordat het zevende zegel uiteindelijk in hoofdstuk 8 wordt geopend. Waarom de pauze? Een engel legt uit: “Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben” (7:3). Met andere woorden, hoofdstuk 7 gaat over de markering van Gods volk ter bescherming tegen het verderf om hen heen.

Openbaring 7:4 beschrijft “hen die verzegeld waren” als “144.000 uit alle stammen van Israël.” (Opmerkelijk is dat in de lijst die volgt, de stam Dan niet wordt genoemd. Het symbool van die stam was een slang (Genesis 49:16-17). Dit symbool werd ook sterk geassocieerd met de Satan. Daarom wordt in de plaats van Dan, Manasse, de zoon van Jozef genoemd.) Vers 14 beschrijft dan de ontelbare menigte als “zij die uit de grote verdrukking zijn gekomen; zij hebben hun gewaden gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam“. Met andere woorden, de 144.000 en de ontelbare menigte zijn dezelfde groep: het volk dat God door Jezus heeft verlost van de verwoesting.

Openbaring 14

[pullquote]De 144.000 en de ontelbare menigte zijn dezelfde groep: het volk dat God door Jezus heeft verlost van de verwoesting.[/pullquote]
De 144.000 verschijnen opnieuw in het hoofdstuk 14 van Openbaring, en opnieuw identificeert de manier waarop ze daar worden beschreven ze met de ontelbare menigte uit hoofdstuk 7. In Openbaring 14:3 staat dat de 144.000 “een nieuw lied zongen voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten. Niemand kon dat lied leren, behalve de 144.000, die van de aarde gekocht waren”. In hoofdstuk 7 was het echter de “grote menigte, die niemand tellen kon” die “voor de troon stond” en zong terwijl de “oudsten en de vier wezens” om hen heen stonden (7:9-11). Evenzo, wanneer in Openbaring 14:4 staat dat de 144.000 “het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat“, dan komt dat overeen met de eerdere beschrijving van de grote menigte: “het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen” (7:17).

Letterlijk?

Er zijn mensen die aandringen om het getal 144.000 “letterlijk” te interpreteren, met het argument dat het logisch inconsequent is om deze getelde groep te identificeren met een “grote menigte, die niemand tellen kon”. Zij hebben echter het hele genre van apocalyptische profetie, waarin kandelaars gemeenten  zijn, en waarin de Leeuw het Lam is, verkeerd begrepen. De schijnbaar tegenstrijdige beelden in Openbaring 7 zijn, net als in het hele boek, bewust bedoeld om elkaar te versterken en ons begrip te verrijken.

In dit geval herinnert de beschrijving van de verlosten als een ontelbare menigte ons aan Gods belofte aan Abraham, om hem de stamvader te maken van een menigte volken, zo talrijk als de sterren aan de hemel. (Gen. 17:5, 15:5). Het getal 144.000 is afgeleid van 12 x 12 x 1000. Het symboliseert de voltooiing, want er waren 12 stammen uit het Oude Testament en ook 12 Apostelen uit het Nieuwe Testament. Deze tweeledige beschrijvingen van Gods verloste mensen herinneren ons eraan dat God trouw is om Zijn belofte te vervullen.

In de directe context moedigt deze herinnering de lijdende christenen aan om geduldig te zijn, terwijl ze wachten tot de tijd zal zijn vervuld (vgl. Openbaring 6:11). In de bredere context wijst het op Jezus, de machtige Leeuw die het Lam is dat werd geslacht. Het is door Jezus dat Gods oude belofte aan Abraham in vervulling gaat. Zo zingen allen voor Gods troon:

“U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen,
want U bent geslacht
en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed,
uit elke stam, taal, volk en natie.
En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters,
en wij zullen als koningen regeren over de aarde.”

– Openbaring 5:9-10

 

Deel artikel