Historische achtergrond
Tijdens Jezus’ werk op aarde had Hij een groep discipelen die Hem overal volgden. Zij waren getuige van Zijn onderwijs en wonderen, ontvingen veel privé-onderwijs en werden tenslotte uitgezonden om het Evangelie aan alle volken te verkondigen. Eén van deze discipelen was Petrus. We lezen veel over hem in de evangeliën en in het boek Handelingen. Bovendien schreef hij later twee brieven die in het Nieuwe Testament zijn opgenomen. Als tijdgenoot van Jezus leefde Petrus in de eerste eeuw na Christus, en hij bracht het grootste deel van zijn leven in Israël door.
Petrus heette eigenlijk Simon
De eerste keer dat Petrus in de Bijbel wordt genoemd, wordt hij op een opvallende manier geïntroduceerd: “Simon, die Petrus genoemd wordt” (Mattheüs 4:18). De naam van deze man was dus Simon, en we lezen dat hij als visser werkte, samen met zijn broer Andreas. Maar Jezus riep hen om hun netten achter te laten en Hem te volgen. Dat deden ze. Vanaf die tijd was Simon een discipel van Jezus (en later ook apostel). De verklaring voor zijn dubbele naam vinden we in Johannes 1:43 — “Jezus keek hem aan en zei: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden, wat vertaald wordt met Petrus”. ‘Petrus’ betekent ‘Rots’.
Petrus hoorde bij de intiemste kring van Jezus’ discipelen
Petrus was niet alleen één van Jezus’ twaalf discipelen, maar had binnen deze groep een speciale plaats. Bij verschillende gelegenheden lezen we dat alleen Petrus, Jakobus en Johannes bij Jezus mochten zijn. Bijvoorbeeld toen Jezus een klein meisje uit de dood opwekte (Markus 5:37 en Lucas 8:51), toen Jezus’ heiligheid en goddelijkheid zichtbaar werden op een berg (Mattheüs 17:1, Markus 9:2 en Lukas 9:28) en toen Jezus ging bidden in de hof van Gethsemané op de avond voordat Hij zou sterven (Mattheüs 26:37 en Markus 14:33).
Bovendien lijkt Petrus de woordvoerder van de discipelen geweest te zijn. We lezen bijvoorbeeld in Markus 14:31, kort voor Jezus’ dood: “Maar hij [=Petrus] zei nog krachtiger: Al moest ik met U sterven, ik zal U beslist niet verloochenen! En evenzo spraken zij ook allen”. Hij was ook de eerste om te belijden dat Jezus de Messias was (hoewel hij nog niet volledig had begrepen wat dit betekende): “Hij [=Jezus] zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God” (Mattheüs 16:15-16).
Peter was vol passie voor Jezus, maar overschatte zichzelf
Petrus had een onstuimig karakter. Meer dan eens sprak hij voordat hij over zijn woorden had nagedacht, of hij deed dingen heel spontaan. Toen de discipelen bijvoorbeeld een keer ’s nachts in een boot zaten en Jezus over het water naar hen toe kwam lopen, sprong Petrus meteen uit de boot en liep naar Jezus toe. “Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij!” (Mattheüs 14:30). Op een vergelijkbare manier werd Petrus’ krachtige stelling dat hij zelfs bereid was met Jezus te sterven, nog diezelfde nacht gevolgd door een drievoudige verloochening toen Jezus daadwerkelijk gearresteerd werd. En toen Jezus Zijn discipelen voor het eerste vertelde dat Hij zou moeten lijden en sterven lezen we: “Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen; hij zei: God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren! Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen” (Mattheüs 16:22-23). Deze voorbeelden laten iets zien van Petrus’ karakter.
Petrus verloochende zijn Meester, maar Jezus vergaf hem
In de nacht toen Jezus gevangen werd genomen, volgde Petrus de menigte om te zien wat er met zijn Meester zou gebeuren. Maar hij wilde niet herkend worden als één van Jezus’ discipelen, uit angst dat hij zelf ook gearresteerd zou worden! Toen verschillende mensen opmerkten dat Petrus één van Jezus’ volgelingen was geweest, ontkende hij dat drie keer. “Hij begon zichzelf te vervloeken en te zweren: Ik ken deze Mens niet over Wie u spreekt” (Markus 14:71). Dat was een ernstig verraad van zijn lijdende Meester. “Toen dat tot hem doordrong, begon hij te huilen”.
We kunnen ons amper voorstellen hoe Petrus zich gevoeld moet hebben toen Jezus nog diezelfde dag werd gekruisigd en begraven. Er was geen kans meer om het goed te maken… Maar toen Jezus opstond uit de dood, is Hij verschenen “aan Kefas, daarna aan de twaalf” (1 Korinthe 15:5). Jezus had Petrus niet opgegeven, Hij zocht hem juist persoonlijk op. En bij een andere gelegenheid vroeg Hij hem drie keer: “Simon, zoon van Jona, hebt u Mij lief?” (Johannes 21:15-17). Toen Petrus dat bevestigde, werd hij niet alleen hersteld in zijn positie als vergeven en geliefd kind van God, maar ook als herder over Jezus’ ‘kudde’ van gelovigen.
Petrus was een ‘steunpilaar’ in de vroege Kerk
Na de hemelvaart van Jezus en de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren, lezen we hoe Petrus het Evangelie vrijmoedig verkondigde in Jeruzalem. Veel mensen kwamen tot geloof. Later was hij erbij toen de Heilige Geest voor het eerst werd uitgestort op een groep Samaritaanse gelovigen (Handelingen 8:14-17). En hij ging naar het huis van de Romeinse hoofdman Cornelius, nadat God hem had opgedragen om ook daar het Evangelie te verkondigen. Dat was een echte doorbraak, omdat Cornelius een heiden was (Handelingen 10:19-20; 10:44-45). De apostel Petrus speelde dus een sleutelrol in de verspreiding van het Evangelie “zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde”, zoals Jezus Zijn discipelen had opgedragen (Handelingen 1:8).
In Galaten 2:9 lezen we dat Petrus een ‘steunpilaar’ was in de vroege Kerk, en dat hij vooral bezig was met de Evangelieverspreiding onder de Joden. Hij schreef ook twee brieven aan Christenen die over het Romeinse Rijk verspreid leefden. De Bijbel vertelt ons niet hoe Petrus stierf, maar andere bronnen zeggen dat hij als martelaar stierf in Rome. Dat zou goed passen bij Jezus’ profetie in Johannes 21:18-19: “… Als u oud geworden bent, zult u uw handen uitstrekken, en een ander zal u omgorden en u brengen waar u niet heen wilt. En dit zei Hij om aan te duiden met wat voor dood hij God verheerlijken zou”.
Lessen voor ons
- Petrus’ voorbeeld laat zien dat zelfs gelovigen kunnen ‘struikelen’. Zijn onstuimige karakter maakte hem soms te snel met zijn mond of hij beloofde dingen die hij niet waar kon maken. En toen het echt gevaarlijk werd, verloochende Petrus zijn Meester. Dat is een waarschuwing voor ons: overschat jezelf niet. Vertrouw op Gods kracht, niet op die van jezelf.
- Zelfs als we Jezus verloochenen, wil Hij ons vergeven. Jezus had van tevoren gezegd: ‘Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is” (Mattheüs 10:33). Maar toen Petrus berouw toonde, vergaf Jezus hem en herstelde hem in zijn positie als leider van de kerk. We hoeven nooit te denken dat wij te zondig zijn om vergeven te worden — of dat mensen om ons heen te zondig zijn om Gods genade te ontvangen.
- Ondanks zijn fouten is Petrus een voorbeeld van een Godvrezende man die zijn hele leven aan Gods dienst wijdde en een grote zegen was voor anderen. Laat zijn levensverhaal jou inspireren om ook Jezus te volgen!