Christus geeft Zijn volgelingen de duidelijke opdracht om zich te laten dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest (Matteüs 28:19). De vraag wie de doophandeling mag verrichten wordt niet in zoveel woorden beantwoord in het Nieuwe Testament. Maar dat betekent niet dat er geen antwoord op gegeven kan worden.
Wat de doop betekent voor de gelovige en de plaatselijke kerk
Er zijn enkele basisregels die in acht genomen dienen te worden om de doop op een Bijbelse manier te kunnen bedienen. Ik noem er enkele:
- Er moet geen twijfel over bestaan dat degene die de doop bedient, zelf een oprecht gelovige is in de Heer Jezus Christus. Hij moet zelf gered zijn door het vernieuwende werk van de heilige Geest (Johannes 3:3-8). Hij moet zelf “met Christus gestorven en opgestaan” zijn (Romeinen 6:3-11; Kolossenzen 3:1). Als iemand die in Christus gelooft, is hij verplicht om een leven te leiden dat in overeenstemming is met die belijdenis. Zijn manier van leven, hoewel niet volmaakt, moet ook in overeenstemming zijn met de geopenbaarde wil van God in de Schrift.
- Vaak wordt de doop bediend tijdens de eredienst op zondag. Dit betekent dat de doop plaatsvindt op een moment dat de dopeling omringd is door broeders en zusters uit zijn plaatselijke gemeente. De doop is niet alleen een sacrament voor de enkele gelovige, maar voor de hele gemeente. We mogen daarom verwachten dat tenminste één plaatselijke ambtsdrager betrokken is bij de bediening van de doop. Hij vertegenwoordigt het hele kerkelijke “gezin”.
- De bediening van de doop moet niet lichtvaardig opgevat worden. Vergeet niet dat de apostel Paulus een aantal vereisten voor opzieners heeft opgesteld:
“Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk. Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, beheerst, bezonnen, eerbaar, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, niet uit op schandelijke winst, maar welwillend, niet strijdlustig en zonder geldzucht. Hij moet goed leiding geven aan zijn eigen huis, zijn kinderen onderdanig houden, in alle waardigheid. Want als iemand niet weet hoe hij leiding moet geven aan zijn eigen huis, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen? Hij mag geen pasbekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt. Hij moet ook een goed getuigenis hebben van buitenstaanders, opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel terechtkomt” (1 Timoteüs 3:1-7).
Een heilig leven
Hoewel er in dit Schriftgedeelte geen sprake is van de doop, zijn deze vereisten toch belangrijk, want ze kunnen toegepast worden op iedereen die in rol speelt in allerlei heilige taken. Als je geen voorganger of oudste (ambtsdrager) bent in de kerk en je zou graag de bevoegdheid hebben om te doop te bedienen, dan moet je beseffen dat de Bijbel vraagt dat je een heilig leven leidt dat het resultaat is van een levend geloof in de Heer Jezus Christus.
Christus bouwt zijn Kerk door onvolmaakte heiligen
Laat je bemoedigen door deze waarheid: God roept geen superheiligen om heilige taken te verrichten, en ook geen christenen die heiliger zijn dan andere christenen. Nee, Hij roept christenen. Hij roept heiligen. Hij roept onvolmaakte heiligen. Hij roept hun om te dienen in de plaatselijke kerk (Efeziërs 4:12). Je hoeft geen superchristen te zijn, enkel wedergeboren. Je moet jezelf zien als dood voor de zonde en in dienst van de gerechtigheid (Romeinen 6:13; 6:19). Als je ooit van dienst wilt zijn in het Lichaam van Christus, “jaag dan de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zal zien” (Hebreeën 12:14).