De Bijbel is niet één boek, maar een collectie van boeken die door verschillende schrijvers geschreven zijn. Dit roept onmiddellijk de vraag op waarom sommige boeken wel gezien worden als deel van de Bijbel en andere niet. Wie heeft dat besloten?
Enkele sleutelbegrippen
Als we nadenken over dit onderwerp, moeten we eerst duidelijk hebben wat er bedoeld wordt met sommige belangrijke begrippen die nogal eens door christenen en geleerden gebruikt worden:
- Canon – Het woord “canon”, op de Bijbel toegepast, duidt op een verzameling boeken die als gezaghebbend werden geaccepteerd.
- Oude Testament, Hebreeuwse Bijbel of Joodse Schriften – Dit zijn de Bijbelboeken die geschreven werden voor de geboorte van Jezus Christus. Zowel Joden als christenen zien ze als het gezaghebbende Woord van God. Ze zijn oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven.
- Nieuwe Testament – Dit zijn de Bijbelboeken die na Jezus’ komst op aarde werden geschreven. Joodse mensen zien ze niet als het Woord van God, maar christenen wel.
- Deuterocanonieke boeken of apocriefe boeken – Dit zijn boeken die geschreven werden voor de geboorte van Jezus Christus, maar die geen deel uitmaken van de Joodse Schriften en die voornamelijk in het Grieks geschreven zijn, niet in het Hebreeuws.
Hoe het allemaal begonnen is
Omdat de boeken van het Oude Testament over een periode van meerdere eeuwen werden geschreven, duurde het nog een hele tijd voordat het mogelijk was een canon samen te stellen. Maar zelfs voordat de canon volledig was, hadden aparte boeken al gezag. De Tien Geboden die Mozes van God had ontvangen, bijvoorbeeld, hadden absoluut gezag vanaf dag één. Bovendien was het boek Deuteronomium geschreven als een verbondstekst die vastlag en niet veranderd kon worden. Ze werd bewaard in het heiligdom (Exodus 25:16; 25:21; Deuteronomium 10:1-5; Deuteronomium 31:24-26), moest op gezette tijden hardop voorgelezen worden (Deuteronomium 31:9-13) en de koning moest een eigen afschrift ervan in bezit hebben (Deuteronomium 17:18).
Vele jaren later beschouwde koning Josia deze Schriften als gezaghebbend (zie 2 Koningen 22-23 and 2 Kronieken 34). Een daarop gelijkend verhaal staat opgetekend in Nehemia 8, waar “het boek met de wet van Mozes, die de HEERE Israël had geboden” wordt voorgelezen ten overstaan van heel het volk, zorgvuldig bestudeerd en gehoorzaamd. Bovendien wordt in latere boeken van het Oude Testament bij herhaling gewag gemaakt van de vroegere. Daarom, hoewel er nog geen canon was vastgesteld, werden deze Bijbelboeken toch al als heilig beschouwd.
De canon van het Oude Testament
Voor een lange tijd werden de verschillende Bijbelboeken opgeschreven en doorgegeven op aparte boekrollen. Dit maakt het moeilijk voor geschiedkundigen om vast te stellen wanneer de canon als voltooid werd beschouwd en vanaf welke tijd er algehele instemming was over welke boeken erbij hoorden en welke niet. Pas later, toen de Schriften opgeschreven werden in boekvorm in plaats van op verschillende rollen, werd het aantal van deze boeken meer relevant en traceerbaar.
Verschillende geschiedkundige bronnen geven aan dat rond de tijd dat Jezus geboren werd (ongeveer het jaar 0 AD) er een vastgestelde canon was, die alle Bijbelboeken bevatte van wat de Masoretische tekst genoemd wordt. Jezus kende als Jood de Joodse Schriften heel goed, haalde verschillende ervan op bepaalde momenten aan en beschouwde ze als gezaghebbend. Andere schrijvers van boeken van het Nieuwe Testament deden dat ook. Christenen hebben dus niet hun eigen canon van boeken uit het Oude Testament vastgesteld, maar namen de Hebreeuwse Schriften over die de Joden, Jezus incluis, aanvaardden als het Woord van God.
Deuterocanonieke boeken
Om het nog wat ingewikkelder te maken, bestaat er ook een heel oude Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, de Septuagint genoemd. In deze uitvoering zijn een aantal boeken opgenomen die geen deel uitmaken van de Joodse Schriften, maar wel enig aanzien genoten onder de eerste christenen.[1] Tegenwoordig accepteert de Rooms-katholieke Kerk zeven van deze geschriften als gezaghebbend volgens het besluit van het Concilie van Trente in 1546. Oosters-Orthodoxe en Armeense Kerken hebben er nog wat boeken of delen ervan aan toegevoegd, en de Ethiopische kerken hebben een nog iets andere canon.
Protestantse kerkgenootschappen verschillen in hun waardering voor deze geschriften, maar allemaal zien ze die als vallend buiten de canon. Dit betekent dat deze apocriefe boeken niet gezien worden als deel van Gods geïnspireerde, onfeilbare Woord. Daarom hebben ze ook niet hetzelfde gezag als de canonieke boeken. De apocriefe of deuterocanonieke boeken zijn dan ook “gewoon” boeken die door mensen geschreven zijn, maar wel waardevolle lessen bevatten, ondanks de mogelijke fouten.
De canon van het Nieuwe Testament
Jezus’ volgelingen beschouwden Zijn onderwijs als gezaghebbend. Tegen het einde van de eerste eeuw haalden christenen Jezus’ woorden aan en noemden ze “Schrift” samen met verzen uit het Oude Testament (zie 1 Timotheüs 5:18, een verwijzing naar Jezus’ woorden uit Mattheüs 10:10 and Lucas 10:7). Daarnaast zagen sommigen van Zijn volgelingen, zoals de apostel Paulus, zichzelf als gezaghebbende woordvoerders voor de waarheid. Andere auteurs van de Bijbel bevestigden deze claim en noemden zijn brieven ook de “Schrift” (zie bijv. 2 Petrus 3:15-16). Er was een discussie over welke van de apostelen het onderwijs van Jezus nauwgezet weergaven, en welke brieven door hen geschreven waren (aangezien er ook vervalsingen in omloop waren).
Hoewel de vier Evangeliën wijd en zijd als gezaghebbend beschouwd werden, samen met Handelingen, stonden de meeste brieven van Paulus en enige andere, langere brieven ter discussie tot in de vierde eeuw. In 367 AD verklaarde Athanasius, de bisschop van Alexandrië, de 27 boeken die tegenwoordig door christenen geaccepteerd worden, tot gezaghebbende canon van de Schriften.
Maar dat was niet enkel maar zijn persoonlijke mening. Hij beschreef de eenstemmigheid van een grotere groep godsdienstige gezagsdragers. In verschillende synodes (AD 382 in Rome, AD 393 in Hippo, en AD 397 in Carthago) werd de lijst van boeken van het Nieuwe Testament die gezien werd als de canon, officieel beschreven. Later werd dat nog eens bevestigd door de Rooms-katholieke en protestantse kerken en werd duidelijk wat tot de canon en wat tot de apocriefen werd gerekend.
God leidde het proces
Het moet opgemerkt worden dat, hoewel de canon van de Schrift onderwerp van discussie en debat was onder mensen, we geloven dat het uiteindelijk God Zelf was die de Kerk ertoe aangezet heeft om te besluiten welke boeken deel uit zouden maken van Zijn goddelijk Woord. Nadat de Bijbel voltooid was, zijn er nooit meer boeken aan toegevoegd (zie Openbaring 22:18).
[1] Voor gedetailleerdere informatie over de status van deze boeken, zie het Engelstalige artikel op “Was there a Septuagint canon?”