Wat zegt de Bijbel over het geven van tienden? En wat is het verschil tussen tienden en offergaven?
Collecte in de kerk
Vandaag de dag verwijst het geven van tienden naar het geven van geld of goederen om God te dienen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de collecte in de kerk. Mensen geven geld aan de kerk en die gebruikt het om de kosten van de voorganger, het gebouw, goede doelen enz. te betalen.
Wortels in het Oude Testament
Het geven van tienden heeft haar wortels in de wet van het Oude Testament. Er waren diverse tienden. De Israëlieten moesten een tiende deel van de opbrengsten van hun land en van hun vee aan de Levieten geven. De Levieten vormden één van de twaalf stammen van Israël; zij waren apart gezet om God te dienen. Ze kregen geen eigen land ter beschikking, dus de tienden die ze kregen, vormden hun inkomsten. En daarvan gaven zij weer een tiende aan de priesters die in de tempel dienden (Numeri 18:21-29). Zodoende was er één stam waarvan de leden namens het hele volk al hun tijd konden besteden aan de dienst aan God.
Het heilige feest
Ook werden één keer per jaar de tienden naar de tempel gebracht, waar de brengers dan konden genieten van het heilige feest (Deuteronomium 12:17-19 en 14:22-27).
De mensen brachten de tienden van de opbrengst van hun akkers — fruit, graan, wijn en vee — om daar met hun hele gezin, inclusief de bedienden en de Levieten die in hun steden woonden, het feest te kunnen vieren.
Dit feest moest worden gevierd ‘voor de Heer’, op de plaats waar de tabernakel of de tempel was. Feest vieren van de overvloed die God had gegeven, werd gezien als een manier om Hem te eren. Dit waren dus tienden om van te genieten.
Drie-jaarlijkse tienden
De drie-jaarlijkse tienden die in de Oudtestamentische wet worden genoemd, werden door het volk, ieder in de eigen stad, opgeslagen; ze dienden als voedsel voor de Levieten, de wezen, de weduwen en de buitenlanders — voor allen die, hoe dan ook, geen eigen inkomsten hadden. Dit lezen we in Deuteronomium 14:28-29. Op deze wijze hoefde niemand honger te lijden.
Vrijwillige gaven
Ook was er de mogelijkheid uit vrije wil een extra gave te schenken, als blijk van liefde en dankbaarheid.
Deze vrijwillige gaven mogen niet verward worden met de offers die werden gebracht als verzoening voor bedreven zonden. Dergelijke offers zijn nu niet langer nodig, omdat Jezus Zichzelf heeft gegeven als zoenoffer voor onze zonden. Christenen geven dus nooit geld of goederen in ruil voor vergeving. Die vergeving ontvangen ze uit genade, op grond van Jezus’ verzoeningswerk.
Niet verplicht in directe zin
In het Nieuwe Testament zijn christenen niet verplicht om tienden te geven. In de Oudtestamentische wet had het geven van tienden betrekking op de specifieke situatie van toen; het is moeilijk te vergelijken met de manier waarop christenen nu leven. Niet iedereen heeft schapen en graan of druiven om aan God te geven. Maar in het Nieuwe Testament zijn er veel overeenkomsten met het geven van toen en de principes ervan zijn gelijk.
1. Christenen moeten proberen ervoor te zorgen dat degenen die geroepen zijn om God fulltime te dienen (voorgangers, zendelingen en anderen die in dienst staan van de gemeente), ontvangen wat ze nodig hebben. Soms kan een gemeente het zich niet veroorloven om het salaris van een voorganger te betalen, omdat de leden minder draagkrachtig zijn. Maar als God een gemeente met overvloed gezegend heeft, zou ze zich daar wel verantwoordelijk voor moeten voelen.
2. Gelovigen moeten het goede dat God hun geeft vieren, er dankbaar van genieten en tegelijkertijd het goede delen met hun naasten.
3. Gelovigen moeten een deel van hun inkomen reserveren voor de minder draagkrachtigen en de kwetsbaren.
Maak gebruik van deze principes
In het Nieuwe Testament wordt niet een bepaald percentage aangegeven. Dus maak gebruik van onderstaande principes om te beslissen hoeveel je geeft.
1. Alles wat we bezitten, is genade van God, ook kracht en gezondheid voor ons werk. Het komt alles van Hem en we geven Hem weer terug van wat we hebben ontvangen.
2. Geven laat zien dat je erop vertrouwt dat God voor je blijft zorgen; dat je met je geven God prioriteit geeft en dat geld op de tweede plaats komt.
3. Geven aan de ander wordt rijk gezegend en geeft vreugde. Je vrijgevigheid wordt genoteerd in de hemel.
4. God weet of je veel of weinig bezit. Geef naar vermogen. Honderd euro is voor de één een groot offer, maar voor iemand anders stelt het bijna niets voor.
God accepteert je gave, naarmate je het uit liefde deed en niet op basis van het bedrag.
Happy giving!