In Lukas 7 stuurt Johannes de Doper discipelen naar Jezus Christus om Hem te vragen: “Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?” (Johannes 7:19). Johannes de Doper wist dat hijzelf de opdracht had gekregen: “Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God” (Jesaja 40:3). Bovendien had hij zelf getuigd dat Jezus “van boven” kwam en “boven allen” is (Johannes 3:31).
Maar in Lukas 7 had Jezus (nog) niet alles vervuld wat Johannes verkondigde en verwachtte (bijvoorbeeld over een aanstaand oordeel) en wellicht was dat de aanleiding voor zijn vraag: “Bent U Degene [de Messias] Die komen zou?” Als zelfs Johannes deze vraag moest stellen, hoe konden de mensen om Jezus heen dan weten of Hij de aangekondigde Messias was/is?
1. Messiaanse aanwijzingen
De eerste verwijzing naar Gods Gezalfde is te vinden in Deuteronomium 18:15-19. Rond 1450 vóór Christus beloofde God al aan Mozes dat Hij een bijzondere Profeet zou doen opstaan voor Zijn volk. Latere profeten ontvingen verdere beloftes over deze komende Verlosser, die ook wel de Messias genoemd wordt. Jezus’ discipel Filippus is zich hiervan bewust wanneer hij tegen Nathanaël (die na deze ontdekking ook een discipel zou worden) zegt: “Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth” (Johannes 1:45). Met die aankondiging verwijst Filippus naar profetieën van de profeten Jesaja (4:2; 7:14; 9:5; 40:10-11, etc.), Jeremia ( 23:5, 33:14-15), Ezechiël (34:23), en Zacharia (6:12).
Messiaanse aanwijzingen kregen dus vóór de ogen van de discipelen hun beslag, en ze beseften dat ze dingen zagen gebeuren die honderden jaren eerder voorzegd waren. Van twee van de evangelieschrijvers weten we dat ze gedurende de gehele bediening van Jezus bij Hem geweest zijn.
De apostel Mattheüs besefte al lang voordat hij zijn inleiding in Mattheüs 1:1 schreef dat Jezus de beloofde Messias was. De vervullingen van Hosea 11:1 in Mattheüs 2:13-15; Jesaja 52:13-53:12 in Mattheüs 8:16-17, en Maleachi 4:5-6[1] in Mattheüs 11:14-15 zijn slechts enkele van de tientallen Messiaanse profetieën die Mattheüs zelf uit de Schrift herkende, of waar hij door Jezus op gewezen werd.
De apostel Johannes deelde in zijn evangelie veel profetieën die betrekking hebben op de kruisiging. Andere, eerdere vervullingen zijn o.a. Exodus 12:1-51 in Johannes 1:19; Genesis 22:1-18 in Johannes 3:16; Deuteronomium 18:15-16 in Johannes 5:45-47, en Micha 5:1 in Johannes 7:40-43.
2. Beseften de apostelen meteen dat Jezus God was?
De apostelen kwamen langzaam maar zeker tot besef Wie er in hun midden was. Jezus’ gezaghebbende onderwijs (Mattheüs 7:28-29) en de vele wonderen die Hij verrichtte brachten hen geleidelijk tot de overtuiging dat Hij de Gezalfde was, zoals ze naderhand getuigden (Handelingen 10:38). Maar dit gebeurde dus niet van het ene op het andere moment. In Markus 4:35-41 lezen we hoe Jezus de natuurelementen bestraffend toespreekt om veiligheid te creëren voor de discipelen, als hun boot lijkt te gaan zinken tijdens een storm. Vervuld van angst vragen ze elkaar: “Wie is Deze toch, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?”
Hoe kunnen we inderdaad wéten Wie Hij is? Het antwoord is: door Gods Woord te lezen, want in Zijn Woord deelt God Zijn waarheden met ons. De discipelen in de boot hebben wellicht gedacht aan Psalm 107:28-30: “Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen, leidde Hij hen uit hun angsten. Hij brengt de storm tot stilte, zodat hun golven zwijgen. Dan zijn zij verblijd, omdat de wateren gestild zijn en Hij hen naar de haven van hun wens leidde.” Jezus liet de storm en de zee bedaren op dezelfde wijze als God dat doet in de Psalm.
3. Gods antwoord aan ons in tijden van onrust
Nog even terug naar Johannes de Doper in Lukas 7. Jezus gebruikte de Schrift om de vraag van de Doper te beantwoorden. Jezus hàd kunnen zeggen: “Ja inderdaad, Ik ben de Messias.” Maar Johannes, die in de gevangenis zat, maakte misschien wel een geloofscrisis door. Hij had persoonlijk de stem van God gehoord toen hij Jezus doopte (Markus 1:9-11) en volgens Lukas 1:15 was hijzelf “al van de moederschoot af met de Heilige Geest vervuld.” Zijn hele leven had hij besteed aan de voorbereidingen op de missie die aan zijn vader voorzegd was in Lukas 1:16-17, waarbij hem zelfs “de geest en de kracht van Elia” beloofd waren. Maar binnen één, misschien twee jaar na het begin van zijn missie, zat Johannes de Doper in de gevangenis, en had Jezus nog niet alle Messiaanse profetieën vervuld. Dus hij hoopte vurig op bevestiging.
In plaats van gewoon “Ja, Ik ben het” te zeggen, gaf Jezus een antwoord dat gegarandeerd alle twijfels bij Johannes wegnam. Op het moment dat de discipelen van Johannes arriveerden, genas Jezus “velen van ziekten en aandoeningen en boze geesten; en aan veel blinden schonk Hij het gezichtsvermogen.” Vervolgens zei Hij tegen de discipelen van Johannes: “Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt, namelijk dat blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt. En zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
Dit zijn de woorden van Jesaja 29:18; 35:5 en 61:1. Johannes zou deze woorden onmiddellijk herkend hebben en er kracht uit putten (NB, Jezus noemt niet het laatste deel van 61:1, “om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis.”) Vervolgens wacht Jezus tot de discipelen van Johannes weer weg zijn, om dan pas tegen Zijn eigen discipelen te zeggen: “Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand een groter profeet dan Johannes de Doper, maar de minste in het Koninkrijk van God is groter dan hij.”
4. Had God niet wat ‘duidelijker’ kunnen zijn?
Het is werkelijk fascinerend dat alle boeken van het Oude Testament een specifieke of algemene verwijzing naar Jezus hebben. Er zijn honderden profetieën in het Oude Testament over Jezus Zelf en Zijn bediening, ondanks het feit dat deze boeken geschreven zijn door zo’n veertig verschillende schrijvers die allemaal goddelijke inspiratie ontvangen moeten hebben. De profetieën zijn ‘verborgen schatten’, die op het juiste moment geopenbaard worden aan degene(n) die ze moet(en) lezen. Geen van de profetieën wordt met ‘toeters en bellen’ geadverteerd als: “Dit gaat over de Zoon van God Die vlees zal worden; de Messias zal zijn en de zonde van wereld zal wegnemen” – deze schatten worden alleen inzichtelijk gemaakt aan degenen die de moeite nemen om het Woord te bestuderen. Maar er komt méér bij kijken.
De Farizeeën en schriftgeleerden waren heel goed in het bestuderen van de Schrift en hadden bijvoorbeeld geen enkele moeite om de geboorteplaats van de Messias te benoemen (Mattheüs 2:3-6). Maar als Rabbi voldeed Jezus niet aan hun omschrijving voor een Messias. Ze hadden gehoopt dat de Messias de tirannie van het Romeinse Rijk fysiek zou verbreken en het koninkrijk van Israël fysiek zou herstellen. Jezus deed dit niet, en wat Hij wél deed, beviel hen niet omdat het hun rabbijnse leringen en gezag ondermijnde. We hebben geestelijk onderscheidingsvermogen nodig door voor Jezus te kiezen en de Heilige Geest te ontvangen.
5. Hoe kunnen Bijbels profetieën óns overtuigen?
Het was de combinatie van Jezus’ gezaghebbende onderricht, de wonderen die Hij verrichtte EN de vervulling van de Schrift die Zijn discipelen overtuigde. Zijn gehele leven op aarde, van begin tot het ‘einde’, is voorzegd in het Oude Testament. Niet alleen kan dit óns overtuigen dat Hij de Ware is – het bevestigt ons ook met zekerheid dat niemand anders die ‘ware’ is. Want niemand anders heeft de vervulling van meer dan duizend jaar aan profetieën achter zich om zo’n claim te onderbouwen. En voor ons zijn er ook profetieën die wij kunnen ontdekken, door wat we lezen in Johannes 16:7-15. Enkele ‘schatten’ zijn: Johannes 14:2, Romeinen 8:28, Romeinen 10:9-10, Filippenzen 4:6-7, Hebreeën 13:5 en 1 Petrus 2:24.
De Schrift helpt gelovigen om te onderscheiden wat waarheid is, en wat niet.
[1] Deze laatste verzen gaan niet over Jezus zelf, maar over Johannes de Doper die Zijn komst moest voorbereiden.
Met dank aan Gospel Images voor de prachtige afbeelding.