Het derde gebod luidt: “U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt.” (Exodus 20:7). Dit betekent dat we Gods naam niet op een verkeerde of ongepaste manier mogen gebruiken. Sommige mensen gebruiken de naam van God als een scheldwoord off als een uitroep van angst of verrassing. Dit is één manier waarop Gods naam ongepast wordt gebruikt. De meeste mensen die christen zijn, zullen Gods naam op deze manier niet uitspreken of gebruiken.
Valse profetie
Een andere mogelijkheid is dat mensen zeggen “God zegt …”. Misschien om extra gewicht te verlenen aan wat ze zeggen, of te proberen anderen te dwingen hun woorden te gehoorzamen. Helaas is dit een manier waarop ook christenen soms Gods naam misbruiken. Deze woorden te pas en te onpas gebruiken, of wanneer God niet heeft gesproken, is iets dat God haat.
In het Oude Testament gebruikte Hij Zijn ware profeten om zich uit te spreken tegen de valse profeten. Die zeiden dat God had gesproken, terwijl Hij helemaal niet gesproken had. (Jeremia 23:25, Ezechiël 22:28, Deuteronomium 13:1) Valse profeten moesten ter dood gebracht worden.
Evenwel zijn er tegenwoordig vele mensen die anderen proberen te overtuigen dat God door hen gesproken heeft. Als ze dat doen terwijl Hij helemaal niet gesproken heeft, zegt God dat Hij hen niet voor onschuldig zal houden – ook al zullen ze in deze wereld niet de doodstraf ontvangen.
Als christenen, als we God kennen, liefhebben en eren, is het onwaarschijnlijk dat we de naam van de Heere zomaar op de lippen zullen nemen. Maar toch zullen we voorzichtig moeten zijn in de woorden die we gebruiken.
God spreekt tot ons. Hij kan ons wellicht een boodschap geven om aan iemand anders door te geven. Maar wees er dan zeker van dat de Heilige Geest deze dingen echt in je hart heeft gelegd. Anders zouden ook wij wel eens kunnen bemerken dat we Gods naam wel gebruiken, maar niet op gepaste wijze. Voor onze eigen doeleinden in plaats van om God te verheerlijken.
Zijn naam behoren we altijd hoog te houden en te verheerlijken – tegenover Hemzelf en tegenover de wereld.