Historische achtergrond
Het boek Richteren of Rechters is een historisch boek over het volk Israël. Het beslaat de periode tussen ± 1300 v. Chr. en 1050 v.Chr. (zie tijdlijn), toen de Israëlieten al in het land Kanaän leefden maar nog geen koning hadden. In deze periode werden ze geregeerd door zogenaamde ‘richters’, tijdelijke militaire en burgerlijke leiders die God aanstelde als Israël in de problemen zat. En er zijn veel problemen in het boek Richteren, voornamelijk veroorzaakt door Israëls ongehoorzaamheid aan God.
De situatie in Kanaän
Onder leiding van Jozua hadden de Israëlieten het land Kanaän veroverd en zich daar gevestigd. Maar ze hadden nog niet alle oorspronkelijke inwoners verslagen — hoewel dat wel Gods opdracht was. De gevolgen van Israëls nalatigheid waren triest, zoals hun leider Jozua al had voorspeld in zijn afscheidstoespraak aan het eind van zijn leven: “Want als u zich op enigerlei wijze hiervan [= van Gods wetten] afkeert en u vastklampt aan de rest van deze volken, deze hier die bij u overgebleven zijn, en u huwelijksbanden met hen aangaat, en u zich met hen zult inlaten en zij met u, weet dan zeker dat de HEERE, uw God, niet zal doorgaan met het verdrijven van deze volken uit hun bezit van voor uw ogen. Maar zij zullen een strik en een val voor u zijn, een gesel op uw zijden en prikkels in uw ogen” (Jozua 23:12-13). De Israëlieten namen de afgoderij en het morele verval van hun buren over en wekten Gods wraak op. Israël zou een heilig volk moeten zijn, maar in de praktijk waren ze net zo slecht als de andere volken.
Een terugkerend patroon
Het boek Richteren laat de neerwaartse spiraal van Israëls burgerlijke en religieuze leven zien. Steeds opnieuw lezen we: “Toen deden de Israëlieten wat slecht was in de ogen van de HEERE en zij dienden de Baäls. Zij verlieten de HEERE, de God van hun vaderen, Die hen uit het land Egypte had geleid, en gingen achter andere goden aan, goden van de volken die rondom hen woonden. Zij bogen zich voor hen neer en verwekten de HEERE tot toorn” (bijvoorbeeld Richteren 2:11-12). Als gevolg van Israëls ontrouw gaf God hen over aan plunderaars en vijanden, en dat bracht hen “zeer in het nauw” (Richteren 2:15).
Vroeg of laat realiseerden de mensen zich dat ze hun problemen niet zelf konden oplossen, en vroegen ze God om hulp. In Zijn wonderlijke genade “berouwde [het] de HEERE vanwege hun gekerm over hen die hen onderdrukten en die hen in het nauw brachten” (Richteren 2:18). Hij stelde tijdelijke leiders aan die het volk konden redden. “En wanneer de HEERE voor hen richters liet opstaan, was de HEERE met de richter en verloste Hij hen uit de hand van hun vijanden, al de dagen van de richter … Maar bij het sterven van de richter gebeurde het dat zij zich weer afkeerden en nog verderfelijker handelden dan hun vaderen, door achter andere goden aan te gaan, die te dienen en zich daarvoor neer te buigen. Zij gaven geen van hun daden op en evenmin hun halsstarrige levenswandel” (Richteren 2:18-19). Dit patroon ging eeuwenlang door en werd steeds erger.
De rol van de richters
De richters die God aanstelde (en hun helpers) versloegen de vijanden en bevrijdden het volk Israël. In Hebreeën 11:32-34 worden sommige van hen genoemd als ‘geloofshelden’ die door het geloof buitengewone dingen deden. Maar ze waren geen echte voorbeeldige, Godvrezende leiders. Vooral de latere richters deden grove zonden en leidden de mensen niet terug naar God. Ze brachten tijdelijke oplossingen door tegen de vijanden te vechten, maar losten het onderliggende probleem van Israëls afgoderij en morele verval niet op.
Er moet iets veranderen
Het boek Richteren is een triest boek. Het maakt duidelijk dat er iets moest veranderen. Het volk Israël had een trouwe en Godvrezende leider nodig om het tij te keren. En daar zou God voor zorgen. Maar dat is een ander verhaal, en staat beschreven in de Bijbelboeken Samuel en Koningen.
Lessen voor ons
Het boek Richteren maakt twee dingen duidelijk:
- Mensen zijn hopeloos zondig. In de dagen van de Richteren heersten decadentie en chaos: “eenieder deed wat juist was in zijn ogen” (Richteren 17:6, 21:25). Als je wilt weten hoe erg de situatie was, lees dan eens Richteren 17-21.
- God is ongelooflijk trouw en genadig. Het is Zijn hartsverlangen om mensen te redden, telkens als ze zich bekeren. Dat is een groot contrast met Israëls ontrouw. Maar God laat Israëls zonde niet eindeloos doorgaan. Jozua had hen al gewaarschuwd dat, als ze de Heere vaarwel zouden zeggen, Hij hen uiteindelijk weg zou sturen uit het goede land dat Hij hun had gegeven (Jozua 23:13). En dat gebeurde inderdaad, generaties later (Richteren 18:30). Dat is ook een waarschuwing voor ons: God is genadig, maar uiteindelijk laat Hij zonde niet ongestraft.
Met dank aan Moody Publishers / FreeBibleImages voor de afbeelding.