Het boek Job is al heel oud, waarschijnlijk een van de oudste boeken in de Bijbel. Het is wijsheidsliteratuur die knap in elkaar gezet is en enkele van de grootste levensvragen behandelt: Is God goed? Is Hij almachtig? Waarom laat God goede mensen lijden?
De opbouw van het boek
Het boek begint met twee hoofdstukken proza die vertellen over een man met de naam Job “die vroom en oprecht was; hij was godvrezend en keerde zich af van het kwaad” (Job 1:1). Hij was buitengewoon vermogend en had 10 kinderen. Na deze inleiding verandert het tafereel en lezen we over een gesprek tussen God en satan. God wees op Jobs onkreukbaarheid, maar satan wierp tegen: “Is het zonder reden dat Job God vreest? … Steek toch Uw hand uit en tref alles wat hij heeft, en hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen”.
God accepteerde de uitdaging: “De HEERE zei tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft, is in uw hand; alleen naar hemzelf mag u uw hand niet uitsteken”. De volgende verzen vertellen hoe Job (die geen idee had wat er in de hemel afgesproken was) al zijn rijkdom verloor en zelfs zijn kinderen. Maar “Job zondigde in dit alles niet en hij schreef God niets ongerijmds toe” (Job 1:22). Toen Job ook zijn gezondheid kwijt was, kwamen drie vrienden hem opzoeken om hem te troosten.
Het grootste deel van het boek wordt gevuld met de gesprekken die Job en zijn drie vrienden voerden met aansluitend een rede van een vierde vriend en tenslotte wat God tot Job te zeggen had. De grote vraag in al deze gesprekken is: hoe kan het dat een rechtvaardig man als Job zo vreselijk moet lijden? Hoe kan God zoiets toelaten?
Het boek besluit met nog een klein stukje proza dat laat zien hoe God een ommekeer bracht in Jobs lot. Hij kreeg opnieuw tien kinderen en nog meer bezittingen dan hij voorheen had gehad.
De theologie van Jobs vrienden
Het lijden van Job stelt hem en zijn vrienden voor een probleem: gezien het feit dat Job bekend staat als een rechtvaardig man, hoe kan God dit alles toestaan? Job worstelt met deze vraag. Zijn lijden bestaat niet enkel uit het enorme verlies aan rijkdom, kinderen, gezondheid en maatschappelijke status, maar vooral ook uit het verlies van zijn intieme band met God. Het lijkt alsof God zijn vijand geworden is: “Want Hij vermorzelt mij door een storm, en maakt mijn wonden talrijk, zonder reden” (Job 9:17). Job kan het niet begrijpen en is de wanhoop nabij.
Zijn vrienden menen de juiste antwoorden te hebben. Hun theologie is zo klaar als een klontje: God is almachtig, soeverein en goed. Daarom moet zijn lijden wel een straf zijn voor zondig gedrag, wat dat ook geweest moge zijn. Als Job volhoudt dat hij onschuldig is, dan beweren ze enkel dat God alwetend is en dus kijkt tot in de diepten van Jobs hart, zelfs als hij zich zelf niet bewust is van zijn zondigheid. Job raakt totaal gefrustreerd door zijn vrienden, omdat ze niet echt luisteren, maar enkel hun holle frasen herhalen. Hij valt tegen hen uit: “Ik heb al vaak dergelijke dingen gehoord, jullie zijn allemaal onzalige vertroosters. Is er een einde aan de woorden van wind?” (Job 16:2-3a).
Over God spreken en met God spreken
Jobs vrienden hebben heel wat te zeggen over God, maar het lijkt wel of ze nooit mét God spreken. Ze hebben veel op met theologische discussies, maar niet met een persoonlijke wandel met de Heer. Dat is bij Job heel anders. Hij kent God persoonlijk, en dat geeft hem een sprankje hoop te midden van zijn lijden en verwarring. Een van zijn bekendste uitspraken is:
“Ik weet: mijn redder leeft,
en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen.
Hoezeer mijn huid ook is geschonden,
toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen.
Ik zal Hem aanschouwen,
ik zal Hem met eigen ogen zien, ik, geen ander,
heel mijn binnenste smacht van verlangen.”(Job 19:25-27 in de NBV21-vertaling).
Door het hele boek heen praat Job niet slechts tegen zijn vrienden, maar roept hij het ook uit tot God. In zijn wanhoop gebruikt hij soms oneerbiedige taal, waar hij later weer spijt van heeft (zie Job 40:3-5; 42:1-6). Maar God zegt dat Job op de juiste manier over Hem gesproken heeft in tegenstelling tot zijn vrienden (Job 42:7). Hij is volledig eerlijk geweest zonder te doen alsof.
Gods antwoord
Aan het einde van het boek, als de ‘wijsheid’ van de vrienden opgebruikt is en het probleem van Jobs lijden nog steeds niet is opgelost, neemt God het woord. Maar daarbij gaat Hij niet in op theoretische en theologische vragen. Integendeel, Hij stelt Zelf een heel aantal vragen, zoals
“Waar was jij toen Ik de aarde grondvestte?
Vertel het Me, als je zoveel weet.
Wie stelde haar grenzen vast? Jij weet dat toch?
Wie strekte het meetlint over haar uit?
Waar zijn haar sokkels verankerd,
wie heeft haar hoeksteen gelegd,
terwijl de morgensterren samen jubelden,
de hemelbewoners juichten van vreugde?” (Job 38:4-7 in de NBV21-vertaling).
Door al deze vragen te stellen, maakt God aan Job duidelijk dat Hij inderdaad almachtig is, en goed, en wijzer dan mensen zich ooit zullen kunnen voorstellen. De Heer geeft Job niet de antwoorden waar hij naar zocht, maar doet iets dat veel beter is: Hij herstelt hun band. Job erkent Gods grootheid en trouw, ondanks zijn moeilijke omstandigheden en onbeantwoorde vragen. Dat maakt ook een eind aan de twijfel over Jobs trouw aan God en satan verliest de ‘weddenschap’ als het ware. In het laatste hoofdstuk lezen we hoe Jobs kansen weer helemaal keren. Dit zijn de laatste verzen van het boek: “Job leefde daarna nog 140 jaar, en hij zag zijn kinderen en de kinderen van zijn kinderen, vier generaties. En Job stierf, oud en van dagen verzadigd” (Job 42:16-17).
Enkele lessen voor ons
- We weten dat het lijden van Job een gevolg was van een soort hemelse ‘weddenschap’, omdat de Bijbel dat ons vertelt. Maar in ons eigen leven hebben we daar meestal geen zicht op. Daarom kunnen we te maken krijgen met veel onbeantwoorde vragen. God vraagt niet van ons dat we alles begrijpen, dat zouden we nooit kunnen. Maar Hij wil wel dat we Hem in alles vertrouwen.
- De vrienden van Job waren ten volle overtuigd van de juistheid van hun theologie en veroordeelden Job op basis van hun beperkte kennis van God. De Heer keurde hun gedrag ten strengste af: “Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job” (Job 42:7). We kunnen maar beter voorzichtig zijn met onze uitspraken!
- Job begreep niet wat er gebeurde en was wanhopig. Maar hij keerde God nooit de rug toe! In plaats daarvan riep hij het uit tot God. Wij worden aangemoedigd hetzelfde te doen.
Ik nodig je uit om je in te schrijven voor onze online cursus “Het lijden van Job”. Zo kun je nog veel dieper in deze thematiek duiken!