“Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon” (Hebreeën 1:1). Met deze woorden zet de brief aan de Hebreeën in. Zonder opschrift, geadresseerden of groet, steekt de auteur meteen van wal. De brief heeft veel weg van een preek die op schrift is gesteld (zie Hebreeën 13:22-25). We weten niet wie Hebreeën geschreven heeft. Er wordt wel gedacht aan Paulus, maar dat is onzeker.
De geadresseerden zijn Joodse christenen die goed bekend waren met de Joodse godsdienst. De aanleiding tot schrijven (of spreken) was de dreigende afval van deze christenen. Ze hadden waarschijnlijk te kampen met vervolging en waren niet meer doordrongen van wat God gedaan had in Zijn Zoon, Jezus Christus. De urgentie was dus hoog. In de brief die de apostel toen schreef, staan vijf uiteenzettingen over de superioriteit van Christus afgewisseld met vijf indringende waarschuwingen. Zowel de vijf uiteenzettingen als vijf waarschuwingen nemen gedurende de brief in lengte en intensiteit toe.
1. Christus is als Gods Zoon hoger dan de engelen (Hebreeën 1:1-2:4)
Na een inleiding (vers 1-4) bewijst de apostel met een lange reeks van citaten uit het Oude Testament dat Christus hoger is dan de engelen. De Hebreeën moeten zich dus niet laten afleiden door mensen die zeggen dat openbaringen via engelen belangrijk zijn. Ze dienen zich volledig te richten op Christus. In Hem heeft God zich bekendgemaakt. “Hoe zullen we dan ontvluchten als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen!” (Hebreeën 2:3).
2. Christus als mens is superieur aan Mozes (Hebreeën 2:5-4:13)
Christus is als mens korte tijd lager geweest dan de engelen, maar Hij is nu weer verhoogd. Dat alles deed Hij tot heil van de mens. Hij kan degenen die verzocht worden te hulp komen, omdat Hij zelf ook verzocht werd. Christus is niet alleen verheven boven de engelen, Hij munt in getrouwheid ook uit boven Mozes, de grote profeet van het Joodse volk. Aan de hand van het voorbeeld van het volk Israël spoort de apostel zijn lezers aan om de beloofde rust in te gaan. Ze moeten aan de belofte die door het Evangelie is verkondigd niet door ongeloof voorbijgaan, maar luisteren naar de Geest en de rust van God ontvangen.
3. Christus is als hogepriester hoger dan Aäron (Hebreeën 5:1-6:20)
In Christus hebben de gelovigen een vrijmoedige toegang tot God ontvangen. Jezus, de Zoon van God is de grote hogepriester, door wie ze tot God mogen naderen: “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (Hebreeën 4:16). De apostel bewijst aan de hand van de Schrift dat Christus als hogepriester boven Aäron uitsteekt (Hebreeën 5:1-10). Daarna volgt een lange en indringende oproep om nu eens eindelijk volwassen te worden. Als ze zouden afvallen van hun vertrouwen op Christus, is er geen andere mogelijkheid meer om zalig te worden.
4. Christus als hogepriester naar de orde van Melchizedek (Hebreeën 7:1-10:39)
In dit gedeelte laat de apostel zien dat Christus geen Levitische priester is, maar hogepriester volgens de orde van Melchizedek. Levi was via Abraham al onderdanig aan Melchizedek, dus het Levitische priesterschap is minder waard dan dat van Christus. Christus heeft het nieuwe verbond ingewijd, dat door de profeten reeds was aangekondigd. Hij is de hogepriester van het nieuwe heiligdom en het nieuwe verbond.
De ceremoniën onder het Oude Testament konden geen werkelijke verzoening bewerkstelligen, maar het volmaakte offer van Christus heeft het testament bekrachtigd. Zijn bloed heeft het nieuwe verbond ingewijd. “Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.” (Hebreeën 9:26). “Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.” (Hebreeën 10:14). Na deze uiteenzetting over Christus’ hogepriesterschap onder het Nieuwe Testament, volgt een oproep aan de lezers om vrijmoedig toe te gaan. Als we deze weg tot God verachten, zal er een verschrikkelijk oordeel volgen. Verwerp dus het bloed van Jezus niet!
5. Het geloof en het leven (Hebreeën 11:1-13:25)
Hebreeën 11 is het bekende hoofdstuk over de geloofsgetuigen van het Oude Testament. De apostel laat zien dat al deze mensen reeds geloofden in de belofte van Christus, terwijl ze de vervulling nog niet bezaten. Uit deze voorbeelden blijkt de volheid en de kracht van het geloof. De wolk van getuigen moedigt de gelovigen aan om vol te houden: “Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God”. (Hebreeën 12:1-2).
De volharding in het geloof blijkt ten slotte ook in de praktijk van het leven. De apostel spoort zijn lezers aan om liefdevol te zijn en goed te doen. Hij besluit deze preekbrief met een zegenwens en groet.
De boodschap voor ons
- God heeft zich volkomen en onvervangbaar geopenbaard in Jezus Christus
- Jezus is hoger dan de engelen.
- Jezus is zowel God als mens.
- Het oude verbond is ontoereikend. Het nieuwe verbond is beter dan het oude verbond
- Geloof is noodzakelijk om God te behagen en te delen in de redding.
- Geloof brengt de noodzakelijke volharding voort. Het geloof uit zich in goede werken.