Toen Paulus in Macedonië was, rond het jaar 56 na Christus, werd hij door God geïnspireerd om een tweede brief te schrijven aan de broeders van de gemeente in Korinthe en de hele regio Achaje. Deze brief is anders dan zijn andere brieven, omdat hij andere heel relevante thema’s bespreekt en omdat hij heel persoonlijk is.
In deze brief verdedigt Paulus zijn apostelschap. Dus als we zijn verdediging lezen, vinden we waardevol onderwijs dat elke gelovige in gedachten moet houden.
God onderwijst ons temidden van lijden (2 Korinthe 1:1-2:11)
Paulus werd door God onderwezen terwijl hij leed voor het Evangelie. Christus troostte hem bijvoorbeeld in zijn verdrukking, zodat hij voor anderen tot troost kon zijn. Hij leerde ook dat hij op God moest vertrouwen in iedere situatie, nooit op zichzelf. Dat zien we terug in zijn besluit om de Korinthiërs niet te bezoeken omdat dat niet tot troost zou zijn, en ook in zijn oproep aan de gemeente om iemand die hen had beledigd, te vergeven. Als gelovigen die lijden voor de zaak van Christus, kunnen we van dit alles leren.
Wij zijn deelgenoten in Christus’ overwinning (2 Korinthe 2:12-5:10)
Paulus leerde dat voor Christus lijden en het Evangelie verspreiden, geleid door de Geest en niet door de letter van de wet, betekent dat we deel hebben aan de overwinning van Christus. Dit goede nieuws aan anderen doorgeven, temidden van beproevingen, laat zien dat deze boodschap van God komt en dat wij aarden vaten zijn die God wil gebruiken. Zo verwachten we ook, net als Paulus, de hoop dat ons lijden een eind zal hebben en zal omslaan in vreugde in de heerlijkheid van Christus. De “geur” van deze hoop wordt nu al door ons verspreid.
Laat ons leven consistent zijn met de boodschap van verzoening (2 Korinthe 5:11-6:13)
God had Paulus verlost van zijn oude zondige leven, hem met zichzelf verzoend door Christus, en hem veranderd in een nieuwe schepping — gevuld met Zijn Geest. God deed dat zodat Paulus diezelfde boodschap van verzoening aan anderen zou doorgeven. Daarom lette hij erop dat zijn leven strookte met het Evangelie dat hij verkondigde. Als gelovigen vertellen we over de verzoening met God door Christus, terwijl ons leven laat zien dat wij al met Hem verzoend zijn.
Een “ongelijk span” veroorzaakt geestelijke schade (2 Korinthe 6:14-7:15)
Onechte Christenen in de kerk kleineerden Paulus, dus hij zette de schade van een “ongelijk span” met deze ongelovigen tegenover het voordeel van samenleven en -werken met echte gelovigen. Onechte Christenen die onrechtvaardig zijn en in duisternis leven, moedigen een gelovige aan te zondigen. Echte Christenen moedigen aan tot voortdurende bekering en het loslaten van zonde. Dus zelfs als de correcties van echte Christenen ons zwaar kunnen vallen, moeten we dankbaar zijn dat ze dat doen voor ons welzijn.
Laten we, net als Christus, vrijgevig zijn (2 Korinthe 8:1-9:15)
De hoogste daad van vrijgevigheid is die van Christus Zelf. Hij was God, maar werd mens om voor Zijn kerk te leven en te sterven, en hen zo geestelijk rijk te maken. Paulus neemt dit als voorbeeld bij zijn oproep aan de kerk om vrijgevig te zijn richting de broeders in Jeruzalem. Dit leert ons om vrijgevig te zijn richting broeders die het nodig hebben; en dat niet uit plicht of met tegenzin, en al helemaal niet om iets terug te verwachten. Het vrijgevige hart van een gelovige is een weerspiegeling van Christus’ vrijgevigheid.
Ons gezag rust op de verdiensten van Christus (2 Korinthe 10:1-13:14)
Het apostelschap dat God aan Paulus had gegeven, was niet te danken aan zijn eigen verdiensten (dat hij een Jood en een Farizeeër was, bijvoorbeeld) of aan zijn bijzondere bovennatuurlijke ervaringen (visioenen en openbaringen). Zijn gezag als apostel rustte op de verdiensten en de macht van Christus die werd weerspiegeld in zijn zwakheid en lijden (slagen, gevangenis, honger, enzovoorts). Zo komt ons gezag als kerk van Christus ook niet door onze eigen menselijke prestaties, maar door de genade van God; dezelfde genade die ons kracht geeft om Zijn ambassadeurs te zijn in deze wereld.
“Maar Hij [=de Heere] heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen. Daarom heb ik een behagen in zwakheden, in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig” (2 Korinthe 12:9-10).