Het centrale thema van de brief aan Efeze is Christus die de hele schepping verzoend heeft met God en mensen van alle volken verenigd heeft in Zijn kerk. De brief bestaat uit twee hoofddelen: uitleg van de leer (hoofdstuk 1-3) en onderwijs over het leven (hoofdstuk 4-6).
Groet (Efeze 1:1-2)
De apostel Paulus wenst zijn lezers, de heiligen in Efeze, genade en vrede van God onze Vader en de Heere Jezus Christus. Efeze was een belangrijke stad in Klein-Azië, het hedendaagse Turkije. Tijdens zijn derde zendingsreis had Paulus twee jaar in Efeze gewerkt (Handelingen 19:10). Deze brief schreef hij waarschijnlijk tijdens zijn gevangenschap in Rome (Efeze 3:1; 4:1; 6:20), en hij stuurde deze brief, en die aan de Kolossenzen en Filemon, mee met Tychikus rond het jaar 62 na Christus.
Paulus noemt in de brief aan Efeze geen specifieke personen of gevallen. Verder missen de woorden “in Efeze” (Efeze 1:1) in enkele belangrijke manuscripten. Deze aanwijzingen maken het waarschijnlijk dat deze brief bedoeld is als rondzendbrief aan Efeze en omgeving.
Geestelijke zegeningen in Christus (Efeze 1:3-23)
Na de groet vangt de Paulus de brief aan met een lofprijzing op God de Vader van onze Heere Jezus Christus. Hij zegenende ons in Christus met alles wat we nodig hebben voor de verlossing. Hij koos ons al voordat de wereld werd gegrondvest.
Wij hebben in Christus de zaligheid, die door het Evangelie verkondigd is, geërfd. Paulus bidt vervolgens dat de gelovigen in Efeze de onmetelijke rijkdom van Gods kracht, die Hij in Christus betoond heeft, meer en meer mogen kennen.
Uit genade zalig geworden door het geloof (Efeze 2)
Nadat Paulus de verlossing vanuit Gods perspectief beschreven heeft, richt hij zich nu rechtstreeks tot de Efeziërs. Hij legt uit wat er met hen gebeurd is toen ze het Evangelie geloofden. Eerst waren we dood in misdaden en zonde (Efeze 2:1), zo schrijft hij.
Maar God heeft ons levend gemaakt met Christus (Efeze 2:5), heeft ons opgewekt met Hem en heeft ons met Hem gezet in de hemelse gewesten (Efeze 2:6). Dit alles ontvingen we niet als loon op onze werken, maar als gift van God: “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God” (Efeze 2:8). God heeft zelfs de goede werken van tevoren bereid zodat wij daarin zouden wandelen. Door het werk van Christus hebben net als Israël ook alle heidenen toegang door één Geest tot de Vader.
Het geheim van het Evangelie (Efeze 3)
Paulus werkt het thema van Jood en heiden verder uit in het volgende hoofdstuk. Sinds de openbaring van het Evangelie zijn de heidenen leden van hetzelfde lichaam en delen in de belofte van Christus Jezus door het Evangelie (Efeze 3:6).
Dit geheim is eeuwenlang verborgen geweest, maar is nu geopenbaard aan de apostelen en profeten door de Geest, zodat ook Paulus de onnaspeurlijke rijkdom van Christus kon verkondigen (Efeze 3:8). Paulus besluit het eerste hoofddeel van de brief met een krachtig gebed dat de Efeziërs vervuld mogen worden tot heel de volheid van God (Efeze 3:19).
Eenheid, leven en licht in Christus (Efeze 4:1-5:21)
Paulus heeft in het voorgaande belangrijke zaken van het Evangelie uitgelegd. Nu richt hij zich op de praktische uitwerking van deze leer voor de gelovigen in Efeze. Ondanks de verschillen tussen de leden van de kerk, moeten ze één zijn in Christus, verbonden als in een lichaam.
Daarom moeten ze niet meer in de duisternis van zonde leven, maar vernieuwd in de geest wandelen in de liefde en het licht. Allerlei zonden worden door Paulus aangewezen en veroordeeld. Omdat de Efeziërs opgewekt zijn van de dood en Christus over hen schijnt, dienen ze te wandelen in overeenstemming met hun roeping.
Vrouwen, mannen en slaven (Efeze 5:22-6:9)
Paulus wordt nog concreter wanneer hij zich achtereenvolgens richt tot vrouwen, mannen, kinderen en slaven. Hij vergelijkt het huwelijk met de verborgen relatie tussen Christus en Zijn kerk.
Mannen moeten hun vrouwen liefhebben zoals Christus Zijn gemeente heeft liefgehad (Efeze 5:29). Vrouwen worden aangespoord hun mannen onderdanig te zijn zoals aan de Heere (Efeze 5:22). Ook kinderen, ouders, slaven en hun meesters krijgen aanwijzingen van Paulus om een christelijk leven te leiden.
De geestelijke wapenrusting (Efeze 6:10-20)
Dit christelijke leven hoeven ze niet op eigen kracht te leven. Er ligt een complete wapenrusting klaar. Paulus vergeestelijkt de verschillende onderdelen van de wapenrusting van een Romeinse soldaat. De gelovige heeft deze nodig om stand te houden tegen de listige verleidingen van de duivel, de overheden, de machten, de wereldbeheersers en de geestelijke machten van het kwaad (Efeze 6:11-12).
Met de gordel van waarheid, het borstharnas van gerechtigheid, de schoenen van het Evangelie, het schild van het geloof, de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest kunnen de gelovigen de duivel weerstaan, terwijl ze voortdurend bidden in de Geest (Efeze 6:18).
Zegenbede (Efeze 6:21-23)
Paulus besluit deze brief met een opmerking over de briefbezorger Tychikus. Hij wenst zijn lezers vrede, liefde, genade en genade in de Heere Jezus Christus.
Boodschap voor ons
- Onze redding is gebaseerd op Gods vrije verkiezing in Christus voordat de wereld begon.
- Zonde is niet slechts een incidentele misstap, maar een doodsstaat.
- We bezitten alle geestelijke zegeningen door het geloof in Christus.
- Jood en heiden is nu verenigd in één lichaam.
- Het Evangelie transformeert ons leven, zodat we niet meer in de duisternis wandelen, maar in het licht.
- Man en vrouw moeten de relatie tussen Christus en de kerk weerspiegelen in hun huwelijk.
- De geestelijke wapenrusting geeft ons de kracht om duivelse verleidingen te weerstaan.