“Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens” (1 Johannes 1:1).
“In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God” (Johannes 1:1).
De overeenkomsten tussen de eerste tekst uit het evangelie van Johannes en de eerste tekst uit de brief van Johannes zijn onmiskenbaar. Bij eenzelfde openingszin blijft het niet. De stijl, woordkeus en onderwerpen in beide boeken uit het Nieuwe Testament zijn zeer vergelijkbaar. Het evangelie van Johannes en de brief 1 Johannes worden toegeschreven aan de apostel die Jezus liefhad, Johannes de zoon van Zebedeüs, de broer van Jacobus. Deze Johannes heeft jarenlang met de Heere Jezus opgetrokken. Hij heeft Hem gehoord, gezien met zijn ogen, aanschouwd en aangeraakt, zo schrijft hij vijftig jaar later. Deze brief willen we nu wat beter bekijken.
Achtergrond van 1 Johannes
1 Johannes is geen normale brief. Een aanhef of een groet ontbreekt; Johannes valt gelijk met de deur in huis. Deze brief heeft ook geen de gebruikelijke afsluiting, maar de apostel waarschuwt zijn lezers voor de laatste keer met: “Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. Amen.” (1 Johannes 5:21). Ook de stijl en structuur zijn anders dan de meeste brieven van het Nieuwe Testament. Er is geen lange verhandeling ondersteund met argumenten, maar Johannes lijkt van het ene naar het andere onderwerp te dwalen zonder duidelijke structuur. Hij benoemt een thema, bespreekt dan wat anders, en keert vervolgens weer terug naar dit thema om het vanuit een andere invalshoek te belichten. Zijn gedachtegang is dus meer circulair-symfonisch dan lineair. Johannes schrijft op het eerste gezicht heel eenvoudig. Toch bevat elke tekst een diepe betekenis en gaat er een krachtig appel van uit. Johannes roept zijn lezers terug naar de drie hoofdpunten van het christelijk leven: de ware leer, een gehoorzaam leven en een hartelijke toewijding.
God is een Licht en Christus is de Weg (1 Johannes 1:1-2:6)
Zoals we al gezien hebben, vraagt Johannes aan het begin van zijn brief aandacht voor wat hij als ooggetuige gezien heeft. Hij verkondigt nu Christus’ godheid, Zijn mensheid en Zijn verlossende werk tegen de achtergrond van Gods heiligheid en menselijke zondigheid. God is immers licht en in Hem is er in het geheel geen duisternis (1 Johannes 1:5). Daarom moeten we onze zonden erkennen en belijden, zodat de trouwe en rechtvaardige God ze kan vergeven op voorspraak van onze Advocaat, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
Het blijvende gebod van liefde (1 Johannes 2:7-17)
Ons geloof in Christus moet de vrucht van gehoorzaamheid dragen. Dat betekent dat de gelovige het gebod van liefde opvolgt. Iemand die in het licht wandelt heeft zijn broeder lief, maar de wereld niet. “Want de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:17).
De belijdenis van Jezus’ godheid (1 Johannes 2:18-3:10)
Johannes noemt iemand die zegt dat Jezus niet de Christus is, de antichrist. Zo iemand verloochent zowel de Vader als de Zoon. De apostel waarschuwt indringend tegen dit gevaar van misleiding. Om zich te wapenen tegen dergelijke dwalingen moeten we blijven bij wat we gehoord hebben over Jezus. Dan zullen we in de Zoon en de Vader blijven en verkrijgen we de belofte van het eeuwige leven. Bij de belijdenis van Jezus als de Christus hoort ook een heilig leven, waarin de macht van de zonde is gebroken.
Het kwaad overwinnen (1 Johannes 3:11-4:6)
Het voorbeeld van Kaïn en Abel laat zien dat de rechtvaardigen al vanaf het begin van de wereld gehaat worden. Wie zijn broer haat, die is een moordenaar. We moeten echter het tegenovergestelde doen: net zoals Jezus Zijn leven gaf voor Zijn broeders, zo moeten ook wij alles voor onze broeders overhebben. Als we dit liefdesgebod navolgen, dan blijft Zijn Geest in ons. Deze Geest herkennen we aan de belijdenis Jezus Christus in het vlees gekomen is. Gehoorzaamheid aan God en deze belijdenis van God is de wijze waarop we de waarheid van de leugen kunnen onderscheiden.
Gods liefde (1 Johannes 4:7-21)
Johannes, ‘de apostel van de liefde’, spoort ons nu opnieuw aan om elkaar lief te hebben, want de liefde is uit God en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God (1 Johannes 4:7). Deze liefde van God is aan ons geopenbaard, in dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem (1 Johannes 4:9). Wij hebben Hem nu lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft (1 Johannes 4:19).
Geloof in de Zoon (1 Johannes 5:1-20)
Johannes heeft al veel gesproken over liefde en gehoorzaamheid, maar nog weinig over het geloof. In het laatste hoofdstuk van zijn brief komt nu het belang van dit geloof aan de orde. Johannes heeft de brief geschreven, zodat we weten dat we het eeuwige leven hebben als we geloven in de Naam van de Zoon van God. Deze zekerheid komt tot uitdrukking in het slot van de brief, als het gaat over het vertrouwen op gebedsverhoring en de waarheid van Christus’ komst op aarde. Hij is de waarachtige God en het eeuwige leven! (1 Johannes 5:20).
Lessen voor ons:
- God kan de zonde niet verdragen, maar door Christus is er vergeving.
- In Christus geloven impliceert Zijn liefdesgebod gehoorzamen.
- De antichrist loochent dat Jezus de Christus is. Hiertegen hebben we ons te wapenen met de goede belijdenis.
- God is liefde. Jezus is de waarachtige God en het eeuwige leven.