David wordt vaak genoemd in de Bijbel, vooral in het Oude Testament maar ook in het Nieuwe Testament. Zijn leven wordt beschreven in de boeken 1 en 2 Samuël, en David zelf schreef veel liederen die opgenomen zijn in het boek Psalmen. We hebben dus veel informatie over David. Wat kunnen we daaruit leren, van zijn leven en van zijn Psalmen?
Historische context
David leefde rond het jaar 1000 v.Chr. (zie tijdlijn). Hij werd geboren in Bethlehem, een klein stadje in het land Israël (zo’n 10 km van Jeruzalem). David was een Israëliet van de stam Juda. Hij groeide op onder de regering van Israëls eerste koning, Saul. Toen hij 30 jaar oud was werd hij zelf de tweede koning van Israël. Hij regeerde 7,5 jaar over een deel van het land, en toen nog eens 33 jaar over alle Israëlieten.
David is de archetypische koning van Israël geworden, en een beeld van de volmaakte Koning, Jezus Christus. Zoals al gezegd is, schreef hij veel Psalmen. Dat zijn heel persoonlijke liederen over zijn geestelijk leven, of liederen die rechtstreeks tot God gericht zijn. Als we ze lezen leren we David kennen als iemand die ernaar verlangde God te dienen, te eren en te vertrouwen.
Davids leven
De eerste keer dat we over David lezen in de Bijbel, lijkt hij helemaal geen indrukwekkende persoon. Hij is de jongste zoon van Isaï, de Bethlehemiet, en past op de schapen. Als de profeet Samuël bij Isaï’s gezin op bezoek komt om een offer te brengen aan de Heere (en in het geheim een nieuwe koning te zalven), wordt David niet eens geroepen om erbij te zijn! Kennelijk telt hij niet echt mee.
Maar deze gewone herdersjongen wordt door God uitgekozen om de nieuwe koning van Israël te worden. Dat is geen gemakkelijke taak, en het duurt jaren voor David daadwerkelijk tot koning gekroond wordt. Zijn voorganger Saul doet er alles aan om te voorkomen dat zijn ‘rivaal’ de troon overneemt. Maar ondanks alle moeilijkheden die David tegenkomt, blijft hij de Heere vertrouwen en ervaart hij dat God met hem is. Door veel tegenslagen heen blijkt hij een wijze en dappere koning te zijn.
Tijdens zijn regering is David vaak in oorlog met omliggende landen, en hij vergroot zijn territorium. God zegt daar later over: “Ik was met u overal waar u heen ging, en heb al uw vijanden voor uw ogen uitgeroeid” (2 Samuël 7:9).
David was een man naar Gods hart
God beschrijft David als “een man naar Zijn hart” (1 Samuël 13:14; Handelingen 13:2). Dat betekent niet dat hij zondeloos was. We hoeven alleen maar 2 Samuël 11 te lezen om te zien dat David heel diep gevallen is: hij nam de vrouw van één van zijn generaals, Batseba, omdat ze erg mooi was. Toen Batseba zwanger bleek te zijn, riep David haar echtgenoot Uria vanaf het slagveld naar huis in de hoop dat hij met zijn vrouw naar bed zou gaan. Dat zou het probleem van Batseba’s zwangerschap “oplossen”. Maar Uria ging niet naar huis, zelfs niet toen hij dronken was gevoerd, en dus stuurde David hem terug naar het slagveld met zijn doodvonnis op zak. Na Uria’s dood trouwde David met Batseba. De beschrijving van deze gebeurtenissen eindigt met een glasheldere conclusie: “wat David gedaan had, was slecht in de ogen van de HEERE” (2 Samuël 11:27).
God liet David hier niet mee wegkomen. Hij confronteerde hem met zijn zonde, en David beleed zijn schuld. Psalm 51 geeft ons een intieme blik in zijn emoties:
“Ik ken mijn overtredingen,
mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.
Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen
(…)
Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil,
dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid”.
Bekering en vergeving
Ik denk dat David hierom een “man naar Gods hart” is: hoewel hij een zondaar was, beleed hij altijd weer zijn schuld en keerde terug naar God. Hij vertrouwde de Heere en probeerde Zijn geboden te houden. Dat wordt bijvoorbeeld uitgedrukt in Psalm 139:23-24:
“Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart,
beproef mij en ken mijn gedachten.
Zie of er bij mij een schadelijke weg
een schadelijke weg is
en leid mij op de eeuwige weg!”
David ontving vergeving en zijn relatie met God was hersteld. Maar hij moest wel voor de rest van zijn leven de gevolgen van zijn zonde dragen. “Het zwaard zal voor eeuwig niet van uw huis wijken, omdat u Mij veracht hebt en de vrouw van Uria, de Hethiet, genomen hebt om u tot vrouw te zijn” (2 Samuël 12:10).
Davids nalatenschap: Psalmen en een koningshuis
Ik heb al een paar Psalmen geciteerd, en David heeft er nog veel meer geschreven. Sommige zijn heel persoonlijk, andere bedoeld voor de openbare eredienst. Deze liederen zijn voor veel gelovigen heel kostbaar gebleken, van Davids tijdgenoten tot hedendaagse Christenen over de hele wereld. Ze verwoorden emoties van angst, wanhoop en verwarring, maar ook van hoop, vertrouwen en lofprijs. Hoewel Davids leven natuurlijk heel anders was dan het onze, is zijn leven met God voor velen herkenbaar en inspirerend.
David was de tweede koning van Israël, en God beloofde hem: “Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn” (2 Samuël 7:16). Het koningshuis van David heeft inderdaad veel koningen voortgebracht. Zijn nakomelingen regeerden tot de Israëlieten uiteindelijk in ballingschap gingen. Maar dat was niet “voor eeuwig”…
Jezus Christus als de Zoon van David
Dat brengt ons bij de uiteindelijke “Zoon van David”. Zoals God door de profeten had beloofd, zou de Messias voortkomen uit de koningsfamilie van David. Mensen hadden hoge verwachtingen van deze Messias: hij zou Israëls politieke vrijheid herstellen en algemene welvaart brengen. Hij zou hun relatie met God herstellen, en de mensen leiden in gerechtigheid.
Toen deze Zoon van David uiteindelijk kwam, hebben velen Hem niet herkend of geaccepteerd. Hij bracht (nog) geen politieke vrijheid en vrede, maar geestelijk herstel. Hij kwam (nog) niet als een triomferende Koning die Zijn vijanden vernietigde, maar als een lijdende Knecht die Zijn leven gaf om mensen weer in een goede relatie met God te brengen.
Deze Messias is Jezus Christus. Hij is gekomen om Zijn volk te redden van zonde en dood, en zal terugkomen om in gerechtigheid te heersen. “Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen” (Lukas 1:32-33).
Lessen voor ons
- Davids leven laat zien dat iemands sociale achtergrond niet belangrijk is in Gods ogen. God kijkt daar niet naar, maar naar iemands hart (1 Samuël 16:7). “Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb u van de schaapskooi vandaan gehaald, van achter het kleinvee, om een leider over Mijn volk te zijn, over Israël” (2 Samuël 7:8).
- Een man of vrouw naar Gods hart zijn, betekent niet dat je perfect bent. Het betekent wel: schuld belijden als je gezondigd hebt, je bekeren en de Heere liefhebben met je hele hart. Hij wil je vergeven! Ben jij zo iemand? Zo niet, wat houdt je tegen om je leven aan God toe te wijden?
- Zowel ons dagelijks leven als ons geestelijk leven kent hoogte- en dieptepunten. David laat ons zien dat we in elke situatie ons hart kunnen uitstorten voor God en Hem om hulp mogen vragen. En als Hij ons dan heeft gered, mogen we Hem prijzen – met onze eigen woorden, of door de Psalmen te zingen die David en anderen voor ons hebben opgeschreven.
- David was een goede koning. Maar de uiteindelijke Zoon van David is onze volmaakte Koning! Onderwerp jezelf aan Zijn leiding, en verheug je in Zijn heerlijke, eeuwig durende koninkrijk.