Wat kunnen we leren van de profeet Jeremia?

Het grootste Bijbelboek na de Psalmen draagt de naam van Jeremia. Jeremia was een profeet die leefde in de nadagen van het tweestammenrijk. Ondanks de dreiging vanuit Babel weigerden de stammen Juda en Benjamin zich te bekeren tot de Heere. Daarom kon het niet anders of het oordeel van God moest komen. Jeremia was door de Heere geroepen om dit oordeel aan te kondigen en het volk een laatste kans te geven. Zijn profetieën en gebeurtenissen uit zijn leven zijn te vinden in het Bijbelboek Jeremia. In dit artikel willen we vooral stilstaan bij Jeremia’s leven en nagaan wat dat voor ons betekent.

Wie was Jeremia?

Jeremia was van priesterlijke afkomst, de zoon van Hilkia, en hij woonde in Anathoth op het grondgebied van Benjamin (Jeremia 1:1). Volgens datzelfde vers diende hij in de tijd van koning Josia, Jojakim en Zedekia. Hij maakte de val van Jeruzalem mee en de wegvoering van het Judese volk naar Babel (Jeremia 39). Zelf bleef hij met een restant van het volk achter, maar na een moordaanslag op de Babylonische commandant Gedalja vluchtte het overgebleven volk naar Egypte en namen Jeremia mee (Jeremia 43). Jeremia stierf waarschijnlijk in Egypte.

Jeremia’s roeping

Tot zover de kale feiten. Het spreekt vanzelf dat de schokkende boodschap die Jeremia moest brengen hem niet onberoerd liet. Dit is in het eerste hoofdstuk al te merken. God roept hem tot profeet in 627 voor Christus: “Het woord van de HEERE kwam tot mij: Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken. Toen zei ik: Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.

Jeremia tekent geen bezwaar aan tegen zijn roeping, maar heeft het wel moeilijk met zijn leeftijd. Waarschijnlijk was hij nog niet volwassen. Maar zoals vroeger ook Mozes werd toegerust voor zijn taak (zie Exodus 3:7-14; 4:1-17), zo maakt de Heere ook Jeremia geschikt voor een leven als profeet. Jeremia zal het zwaar te verduren krijgen, maar God belooft bij hem te zijn (Jeremia 1:8).

Worstelingen en lijden

Jeremia woonde in Anathoth, een dorpje enkele kilometers boven Jeruzalem. Hij leefde dus dicht genoeg bij de hoofdstad om te weten wat daar fout ging, maar toch nog op een enigszins veilige afstand. Nadat Jeremia tot profeet geroepen was, ging hij de woorden van God uitdragen in Jeruzalem (Jeremia 2:2) en zelfs in de tempel (Jeremia 7:2). Jeremia’s woorden werden hem niet in dank afgenomen. De inwoners van Jeruzalem liepen tegen hem te hoop (Jeremia 26). Zelfs in zijn geboortedorp was hij niet veilig (Jeremia 11:21-23). Slechts twee mensen in het boek Jeremia reageren op de goede manier op Jeremia’s boodschap. Dit zijn Baruch, de schrijver, en Ebed-Melech, de Ethiopische eunuch.

Alle weerstand die Jeremia te verduren kreeg, alsook het gewicht van de oordeelaankondiging die hij had te brengen, gingen hem niet in de koude kleren zitten. Jeremia werd hevig aangevochten en hij worstelde met God om zijn roeping. De gedeeltes die Jeremia’s strijd beschrijven (Jeremia 11:17-23; 14:17-22; 15:10-21; 18:18-23; 20:1-18) behoren tot de aangrijpendste passages uit het Bijbelboek.

Jeremia wilde de brui geven aan zijn profetische ambt: “U hebt mij overgehaald, HEERE, en ik heb mij laten overhalen. U bent mij te sterk geworden en U hebt overwonnen. Maar ik ben de hele dag belachelijk geworden, ieder van hen bespot mij. Want zo dikwijls als ik spreek, schreeuw ik het uit, roep ik: Geweld en verwoesting! Want het woord van de HEERE is mij tot smaad en tot schimp, de hele dag. Zei ik: Ik zal niet aan Hem denken, ik zal niet meer spreken in Zijn Naam, dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen. Wel deed ik moeite om het in te houden, maar ik kon het niet.” (Jeremia 20:7-9). Ook al schreeuwde dus de ene helft in Jeremia om te stoppen, toch kon hij het niet, omdat het woord van de Heere hem aandreef.

Het einde van Juda

God liet Zijn belofte aan Jeremia dus niet varen en liet Zijn profeet niet in de steek. Jeremia werd met de dood bedreigd (Jeremia 26) en had te kampen met valse profeten (Jeremia 28). Maar zelfs toen hij tijdens het beleg van Jeruzalem gevangen werd gezet en in een modderput werd gegooid, stuurde God een man om hem te redden (Jeremia 38). Jeremia kwam toen in betere omstandigheden en dat bleef zo totdat de Babyloniërs Jeruzalem innamen. Zijn leven werd gespaard en hij mocht in Juda blijven.

Toen de gezant van de Babyloniërs vermoord werd, ging het echter opnieuw fout. De overgebleven Judeeërs sloegen Jeremia’s boodschap volledig in de wind en vluchtten naar Egypte. Zij dwongen Jeremia om mee te gaan. In Egypte profeteerde Jeremia nog vol vuur tegen de afgodendienst. Daarna houden de biografische gegevens op. Waarschijnlijk is Jeremia in Egypte gestorven, na veertig jaar van trouwe dienst.

Jeremia’s trouw

Als we een ding van Jeremia kunnen leren, is het ongetwijfeld zijn trouw. Ondanks dat hij met meer tegenstand te maken had dan alle andere profeten, bleef hij God gehoorzamen. Paulus nam daarom Jeremia ten voorbeeld (Galaten 1:15-16; 2 Korinthe 3). De boodschap van Jeremia die hij van God moest doorgeven, is bewaard gebleven in het boek dat naar hem genoemd is. Daarom kunnen we ook vandaag nog lezen over de realiteit van Gods toorn over de zonde, en van Gods trouw aan het verbond dat Hij eens met Israël sloot.

Deel artikel