Wie de Bijbel enigszins kent, weet dat er grote gedeelten gewijd zijn aan de profetie tegen afgoden. Continue verliet Israël hun God en zochten ze andere goden op, ondanks het strenge verbod daarop (Exodus 20:1-5). Afgoderij was de reden dat Israël en later Juda uiteindelijk in ballingschap werden gevoerd (2 Koningen 17). Wat is een afgod en waarom is afgoderij zo’n geweldige verleiding voor mensen? In dit artikel zullen bij deze vragen stilstaan.
Een voorbeeld uit de geschiedenis
Exodus 32 is een belangrijk Bijbelhoofdstuk om afgoderij te begrijpen. Alle elementen van afgoderij komen daarin terug. Wat was er aan de hand? Het volk zat zich te vervelen in de woestijn. De Heere, hun God, was onzichtbaar en Mozes, de man die met Hem in contact stond, scheen van de aardbodem te zijn verdwenen. Wanhopig op zoek naar iets zekers en tastbaars maakte het volk een beeld van de God die hen uit Egypte had geleid. Ze vertrouwden zich aan dit beeld toe en beschouwden het als hun god. Terwijl hun Heere nota bene enkele weken geleden het vereren van andere goden en van beelden had verboden! Wat houdt deze afgoderij dus in en waarom viel het volk Israël keer op keer voor deze zonde?
De menselijke neiging tot afgoderij
Mensen zoeken van nature naar iets hogers dan zichzelf dat hen betekenis verleent. Afgoderij is het vervangen van dit verlangen naar de enige ware God door een verlangen naar iets uit de schepping waarover je controle kunt uitoefenen. Een god die je zelf maakt, houd je immers in eigen beheer. Een afgod is heerlijk voorspelbaar. Je kunt hem manipuleren met offers of aanpassen aan je wensen en verlangens. Je sjouwt hem mee op oorlogspad om een overwinning af te dwingen zoals Israël probeerde, die de ark meenam in de strijd tegen de Filistijnen (1 Samuel 4). Anderen gebruikten afgoden voor hun politieke doeleinden, zoals koning Jerobeam die niet wilde dat de Israëlieten naar Jeruzalem gingen voor de eredienst (1 Koningen 12:26-33).
Afgoden trekken je bij God vandaan
Afgoderij is niet iets onschuldigs. Alhoewel afgoden niet bestaan in eigenlijke zin, oefenen ze toch een enorme invloed uit op degenen die hen eer bewijzen. Het verraderlijke van afgoderij is bovendien dat de mens eerst een beeld schept naar zijn gelijkenis en hij vervolgens op ironische wijze tot de gelijkenis van dit beeld gedegradeerd wordt. Zo is de belofte van afgoden dat veiligheid en zekerheid binnen handbereik liggen. Hoe meer Israël achter de afgoden najaagde, des te meer werd het volk van God afgetrokken, bij wie alleen bescherming en vervulling te vinden zijn. De afgod beloofde vrijheid, maar zorgde voor gebondenheid. De afgod beloofde zekerheid, maar zorgde voor onzekerheid. Wie bezet wordt door zijn idealen of idolen neemt steeds meer van hen over.
De Israëlieten begonnen steeds meer op het kalf te lijken dat ze gemaakt hadden: hardnekkig, met een stenen hart, met ogen die niet kunnen zien en oren die niet kunnen horen. Zo gaan ook wij steeds meer lijken op de idealen van deze tijd: genot, plezier, commercie. We worden daardoor vluchtig, ijdel en gaan op in het materiële. De enige ware God verliezen we daarbij uit het oog.
Bestaan afgoden echt?
Afgoderij is in feite absurd. Hoe is het logisch mogelijk om een god te maken die jou gemaakt heeft? Jesaja 44:14-17 maakt deze gedachtegang en bijhorende handeling belachelijk.
“Hij hakt voor zichzelf ceders om,
neemt een cipres of een eik,
en kweekt die voor zichzelf op tussen de bomen van het woud;
hij plant een olm en de regen maakt die groot.
Ze dienen de mens tot brandhout,
hij neemt ervan en warmt zich erbij,
hij steekt het ook aan en bakt brood.
Ook maakt hij er een god van en buigt zich ervoor,
hij maakt er een gesneden beeld van en knielt ervoor neer.
De helft ervan verbrandt hij in het vuur.
Bij die helft eet hij vlees,
braadt een braadstuk en wordt verzadigd.
Ook warmt hij zich en zegt: Ha,
ik word warm, ik zie vuur!
Van de rest ervan maakt hij een god, zijn gesneden beeld.
Hij knielt ervoor neer, buigt zich,
bidt het aan en zegt:
Red mij, want u bent mijn god.”
Ook Paulus stelt dat afgoden niet bestaan en dat we ons daardoor niet bang moeten laten maken (1 Korinthe 8:4-6). Toch wijst Paulus ook op het feit dat de duivelen en demonen, de kwade geestelijke machten die wel bestaan, gretig gebruik maken van de menselijke neiging tot afgoderij (1 Korinthe 10:13-22). We vereren dus de duivel door onze afgoderij. De duivel is blij als we onze tijd besteden aan wereldse of occulte zaken.
De gevolgen van afgoderij
In Romeinen 1:18-31 beschrijft Paulus de consequenties van de menselijke afgoderij. Mensen hebben de heerlijkheid van God ingeruild voor een beeld van het vergankelijke schepsel. Waarheid is veranderd in leugen, kennis in dwaasheid, orde in chaos, eerbied in perversiteit. Kortom, de mens heeft het origineel (God) verwisseld met een beeld en dat is hem fataal geworden.
Als een mens een afgodsbeeld maakt van iets dat geschapen is, maakt hij eigenlijk zijn schepping als beeld van God ongedaan. De mens die zich verliest in afgoderij wordt ontmaskerd als een gevallene. Zijn identiteit is geperverteerd, verduisterd en verdwaald. Hij heeft zijn ware zelf verloren. Bijgevolg zoeken wij ons heil op de verkeerde plaats. We menen onze identiteit te vinden in ons gevoel, onze baan, onze normen en waarden, onze culturele subgroep, of iets dergelijks. In deze dingen is stuk voor stuk de wortel van afgoderij aanwezig, waarover de toorn van God is geopenbaard vanuit de hemel (Romeinen 1:18).
Hoewel de meesten van ons zich vandaag niet meer buigen voor een fysiek beeld, zijn er toch vele andere afgoden die we vereren. Hierboven zijn er al enkele genoemd: geld, influencers, eer, familie enzovoorts. Je hoeft maar om je heen te kijken om te zien welke enorme invloed uitgaat van deze dingen. Niet alleen ongelovigen, maar ook christenen zijn vaak bezig met dingen die ons bij God vandaan houden. Alles wat de plaats van God inneemt, is afgoderij. Laten we daarom zien op Jezus, die het ware Beeld van God is (Kolossenzen 1:15) en die ons redt van de duistere macht van afgoden (Kolossenzen 1:13-14).