Wat is de exodus?

Het woord exodus betekent letterlijk: “uittocht”. In de Bijbel wordt dit woord gebruikt voor het vertrek van het volk Israël uit Egypte. Deze gebeurtenis wordt gedetailleerd beschreven in het tweede Bijbelboek, met de naam… Exodus. Maar er wordt ook regelmatig naar verwezen in latere Bijbelboeken. Niet alleen was deze gebeurtenis van cruciaal belang voor het volk Israël toen, het laat ons ook zien wie God is.

Historische achtergrond

In het boek Genesis lezen we over Abraham. Hij wordt door God geroepen om zijn land en volk te verlaten en op reis te gaan naar het land dat God hem zal laten zien. Als hij in Kanaän aankomt, belooft God: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven” (Genesis 12:7). In Genesis 15:13-14 en 18 herhaalt de Heere Zijn belofte en zegt erbij: “Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken. Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken … Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven”.

Jaren later wordt Abrahams zoon Izak geboren. Hij krijgt twee zonen, Ezau en Jakob. Ezau verhuist uiteindelijk naar een gebied iets verderop, omdat hij en zijn broer zoveel vee hebben dat het land hen beiden niet kan onderhouden (zie Genesis 36:6-8). Maar ook Jakobs nakomelingen blijven niet in Kanaän. Tijdens een hongersnood verhuizen ze allemaal naar Egypte waar Jakobs zoon Jozef voor hen kan zorgen. Als Jakobs familie naar Egypte verhuist, telt ze ongeveer 70 personen (Genesis 46:27; Exodus 1:1-5). Na een paar generaties is hun familie zo sterk gegroeid dat de Egyptenaren bang voor hen worden (Exodus 1:10). Ze beginnen de Israëlieten te onderdrukken; die worden zelfs tot slavenarbeid gedwongen en hun babyjongetjes worden vermoord. De Israëlieten roepen tot God om hulp – en daar begint het boek Exodus.

God redt de Israëlieten

De Heere stelt Mozes aan om de Israëlieten uit Egypte naar het land Kanaän te leiden. Maar Farao weigert het volk te laten gaan. Pas na tien bovennatuurlijke plagen geeft hij toe. De Israëlieten mogen vertrekken. Al snel verandert hij echter van gedachten en probeert hen allemaal terug te halen omdat hij hun gratis arbeid niet wil missen. Hij achtervolgt de Israëlieten met al zijn strijdwagens en haalt hen in bij de Rode Zee. Het volk is doodsbang omdat er geen uitweg is: aan beide zijden zijn steile bergen, vóór hen ligt de zee en achter hen naderen Farao en zijn soldaten. De situatie is hopeloos.

Nee, zegt de Bijbel, deze situatie is door God zo geleid om de wereld te laten zien dat Hij de HEERE is! (Exodus 14:1-4). God drijft de zee terug door een sterke wind en het volk kan oversteken over een droog pad. Ze komen veilig aan de overkant, maar als Farao en zijn strijdwagens ook de zee ingaan neemt het water weer zijn normale loop en het hele leger verdrinkt.

Dit verhaal wordt afgesloten met een belangrijke opmerking: “Toen zag Israël de machtige hand die de HEERE tegen de Egyptenaren gekeerd had, en het volk vreesde de HEERE en geloofde in de HEERE en in Mozes, Zijn dienaar” (Exodus 14:31). Met andere woorden, deze gebeurtenissen laten de Israëlieten zien wie hun God is.

God leidt en onderwijst de Israëlieten

De exodus is het begin van een nieuw tijdperk in Israëls geschiedenis. Hij markeert hun “geboorte” als volk. God leidt hen door de woestijn naar het land Kanaän. Onderweg sluit Hij een verbond met hen, draagt hen op om een tabernakel te bouwen, geeft een heleboel wetten en voorschriften en toont Zijn macht steeds opnieuw: Hij geeft water uit een rots, brood uit de hemel, enzovoorts. Deze hele reis leert Israël wie God is en wat Hij van hen wil.

In het boek Ezechiël geeft God een samenvatting van deze tijd:
Ik handelde ter wille van Mijn Naam, zodat Die niet ontheiligd werd voor de ogen van de heidenvolken in het midden waarvan zij verbleven, waaraan Ik Mij voor hun ogen bekendgemaakt had door hen uit het land Egypte te leiden. Ik leidde hen uit het land Egypte en bracht hen in de woestijn. Ik gaf hun Mijn verordeningen en maakte hun Mijn bepalingen bekend: de mens die ze doet, zal erdoor leven. Ook heb Ik hun Mijn sabbatten gegeven, om een teken te zijn tussen Mij en hen, zodat zij zouden weten dat Ik de HEERE ben Die hen heiligt” (Ezechiël 20:9-12).

De exodus laat zien dat God almachtig is

Israëls exodus uit Egypte was een machtige daad van God. Hij maakte de Israëlieten en andere volken duidelijk hoe sterk Hij is. Jaren later, als het volk op het punt staat het land Kanaän binnen te gaan, vertelt een inwoner hen: “Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. … Toen wij dat hoorden, smolt ons hart weg van angst, en vanwege u bestaat er geen moed meer in iemand, want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde” (Jozua 2:9-11).
Nog weer jaren later, als de Filistijnen de ark van de Heere hebben gestolen en door God gestraft worden, zeggen zij tegen elkaar: “Geef eer aan de God van Israël. Misschien zal Hij de druk van Zijn hand op u, op uw goden en op uw land verlichten. Waarom zou u uw hart onvermurwbaar maken, zoals de Egyptenaren en de farao hun hart onvermurwbaar maakten? Lieten zij hen niet wegtrekken, toen Hij Zijn macht aan hen bewees, zodat zij konden gaan?” (1 Samuel 6:5-6).

De exodus laat zien dat God trouw is

God had Abraham verteld dat zijn nakomelingen vierhonderd jaar lang verdrukt zouden worden en dan het land met veel bezittingen zouden verlaten. Exodus 12:40-41 vermeldt: “De verblijfsduur van de Israëlieten, de tijd dat zij in Egypte gewoond hadden, was vierhonderddertig jaar. En het gebeurde na verloop van vierhonderddertig jaar, op deze zelfde dag gebeurde het: alle legers van de HEERE zijn uit het land Egypte vertrokken”. Er staat ook: “De Israëlieten … hadden van de Egyptenaren zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen en kleren gevraagd. Bovendien had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen van de Egyptenaren, zodat zij hun het gevraagde gaven. Zo beroofden zij de Egyptenaren” (Exodus 12:35-36).

De exodus is een voorbeeld van Gods reddingswerk

De HEERE houdt Zich aan Zijn beloften en redt Zijn volk uit een hopeloze situatie. Vanuit de slavernij brengt Hij hen naar het beloofde land. Dat doet Hij nog steeds! Hij bevrijdt mensen uit de slavernij van de zonde (Romeinen 6:17; Titus 3:3-5; Hebreeën 2:14-15) en leidt hen naar hun volmaakte eindbestemming — eeuwig leven in Zijn nabijheid (Hebreeën 11:13-16). Hij maakt hen tot Zijn volk (1 Petrus 2:9-10) en leert hen heilig leven.

Maak jij deel uit van Gods volk? Ben je bevrijd uit de slavernij van de zonde en op weg naar het “beloofde land”?

Deel artikel