Wanneer komt Jezus terug?
Wat gebeurt er als Hij komt?
Wat moeten wij doen ter voorbereiding op Zijn komst?
De terugkomst van Jezus staat centraal in Paulus’ brieven aan de Thessalonicenzen. In dit artikel zullen we stil staan bij de achtergrond en de inhoud van deze twee brieven.
Achtergrond van de brieven
In de tijd van Paulus was Thessaloniki een welvarende stad in Macedonië met ruim honderdduizend inwoners. Allerlei goden werden er gediend, en het was een centrum van filosofie en handel. Op zijn tweede zendingsreis kwam Paulus in Thessaloniki. Daar preekte hij in de synagoge van de Joodse gemeenschap drie sabbatten lang dat Jezus de Christus is (Handelingen 17:1-9). Sommige Joden raakten overtuigd en sloten zich bij Paulus en zijn helper, Silas, aan. Ook een grote groep godvrezende Grieken, die reeds geloofde in de God van de Joden, kwam nu tot geloof in Christus.
De meerderheid van de Joden werd echter jaloers op het succes van Paulus en veroorzaakte zo’n consternatie dat Paulus en Silas moesten vertrekken. Paulus wilde de nieuwe gemeente echter niet aan haar lot overlaten, en stuurde daarom een paar maanden later Timotheüs naar Thessaloniki. Timotheüs keerde enige tijd later terug naar Paulus (Handelingen 18:5) en bracht rapport uit over de situatie in Thessaloniki. In de gemeente waren veel positieve zaken. Maar er waren ook prangende vragen: hoe kon het dat er gemeenteleden stierven terwijl Jezus nog niet teruggekomen was (1 Thessalonicenzen 4:13)? Waarom was er vervolging (3:3-4)? Paulus wilde de jonge gemeente graag helpen en schreef daarom 1 Thessalonicenzen.
Inhoud van 1 Thessalonicenzen
1 Thessalonicenzen bestaat uit twee delen: hoofdstuk 1-3 en hoofdstuk 4-5. In hoofdstuk 1-3 spreekt Paulus zijn dankbaarheid uit richting God voor het geloof, de liefde en de hoop in de Heere Jezus Christus die de gemeenteleden in Thessaloniki hebben betoond (1:2-3). Paulus vertrouwt erop dat God de Thessalonicenzen uitgekozen heeft, omdat het Evangelie met de kracht van de Heilige Geest tot hen kwam. De gehoorzaamheid van de Thessalonicenzen liet zien dat hun geloof echt was. Zo waren ze een voorbeeld geworden voor heel Macedonië en Griekenland (1:4-10). Paulus geeft vervolgens een rechtvaardiging van zijn handelen als apostel. Hij had bij hen nooit zijn eigen voordeel of eer gezocht, maar was altijd gericht op hun heil (2:1-16).
Hij schrijft verder dat hij hen noodgedwongen had moeten verlaten. Dat betekende niet dat hij hen in de steek liet. Integendeel, hij had zich veel zorgen gemaakt over de gemeente en verlangde ernaar om hen te zien. Het positieve bericht van Timotheüs over de gemeente deed Paulus daarom goed (2:17-3:10). Paulus sluit dan het eerste deel van de brief af met een gebed: “Maar onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus, moge onze weg naar u toe leiden. En ú moge de Heere doen toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij dat zijn tot u, opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen” (3:11-13).
Het onderwijs van deze brief is te vinden in hoofdstuk 4 en 5. Allereerst wijst Paulus op de noodzaak van een heilig leven. Daarmee kunnen ze God behagen. Alhoewel ze anderen tot voorbeeld waren wat de liefde betreft, spoort Paulus hen aan om hierin nog overvloediger te worden (4:1-12). Paulus verzekert hen daarna dat degenen die reeds gestorven zijn, weer opgewekt zullen worden wanneer Jezus terugkomt. Zoals Jezus stierf en opstond, zo zijn ook zij gestorven om weer op te staan. De doden zijn dus geenszins achtergesteld ten opzichte van de levenden (4:13-18).
Als kinderen van het licht hoeven de Thessalonicenzen niet bang te zijn voor de toorn van de dag van de Heere. Ze zijn bestemd tot het verkrijgen van de zaligheid. Daarom moeten ze zich ook gedragen als kinderen van het licht door niet in de werken van de duisternis te leven, namelijk in de zonde (5:1-11). Paulus sluit de brief af met een reeks aanwijzingen voor het leven in de christelijke gemeenschap. Hij groet hen en bidt hen Gods zegen toe (5:12-28).
Inhoud van 2 Thessalonicenzen
De tweede brief aan de Thessalonicenzen is geschreven kort na de eerste. Paulus weerspreekt in deze tweede brief de opvatting dat de dag van de Heere al gekomen was. Opnieuw begint hij met een dankzegging en lofprijzing om de Thessalonicenzen die vervolgd worden een hart onder de riem te steken (1:1-12). Dan maant hij de Thessalonicenzen tot orde: de dag van de Heere is nog niet gekomen, want die komt pas als de mens der wetteloosheid is geopenbaard. Mogelijk is dit een verwijzing naar een macht die elders in de Bijbel ‘de antichrist’ wordt genoemd. Hij zal een ultieme rebellie en vervolging ontketenen voordat Jezus terugkomt. Hij maakt echter geen schijn van kans tegen de kracht van Jezus. De gelovigen hoeven daarom niet bang te zijn als ze vasthouden aan het geloof en de heiliging (2:1-16).
Ten slotte bespreekt Paulus nog een ander probleem, namelijk dat sommigen waren gestopt met werken, mogelijk in afwachting van een spoedige wederkomst. Paulus stelt simpelweg: “Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten” (3:10).
Conclusie
Wat kunnen wij vandaag de dag leren van deze brief, nu de wederkomst blijkbaar niet twee jaar, maar al tweeduizend jaar op zich laat wachten?
- Net zoals bij Thessalonicenzen moet ons geloof en christelijk leven tot voorbeeld strekken voor de mensen om ons heen. Zo winnen wij mensen voor Christus!
- De tijd voor Jezus’ komst gaat gepaard met vervolging en rebellie. Daarom moeten we door de Heilige Geest waakzaam en vasthoudend zijn.
- Een ding is zeker: Jezus’ komst is niet verder weg maar dichterbij gekomen. Daarom is Paulus’ oproep tot een heilig leven in afwachting deze komst nog belangrijker geworden.