Net als 1 Timotheüs is de tweede Timotheüs-brief geschreven aan een persoon; de jonge dienaar van Christus genaamd Timotheüs. De schrijver van de brief, Paulus, zit in de gevangenis in Rome en uit meerdere aanwijzingen in de brief blijkt dat hij niet verwacht om Timotheüs terug te zien, hoewel hij de brief besluit met het verzoek aan Timotheüs om zich snel bij hem te voegen. Paulus kiest zijn woorden voorzichtig om Timotheüs te bemoedigen, wetende dat hij, Paulus, mogelijk tot martelaar gemaakt zal zijn tegen de tijd dat Timotheüs in Rome aankomt.
1. Het belang van woorden
Paulus zou gekozen kunnen hebben voor een klaagzang – zich beklagend over zijn lot en met bange woorden over wat er ging komen. Maar hij wil Timotheüs blijvende bemoediging geven. Nadat hij Timotheüs bevestigt in zijn roeping (2 Timotheüs 1:5-6) spoort Paulus hem aan om moedig te zijn, “Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.” (2 Timotheüs 1:7). Hij benadrukt specifiek dat gevangenschap vanwege het verkondigen van Gods Woord niet onverwacht was (we weten dat Paulus minimaal drie keer gearresteerd is geweest; het was dus al vaker gebeurd) en geen reden tot schaamte.
Wanneer we Paulus’ woorden aan Timotheüs lezen kunnen ook wij kracht putten uit Paulus’ vertrouwen op Jezus Christus en zijn verwachting dat hij, Timotheüs, en wij, uiteindelijk in Zijn veilige handen zullen rusten (2 Timotheüs 1:12).
2. Woorden van wijsheid
Net als Paulus zullen christenen in veel delen van de wereld te maken krijgen met gevangenneming en vervolging. Paulus bereidt Timotheüs mentaal voor op deze mogelijkheid: “Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus” (2 Timotheüs 2:3). Paulus is er heel duidelijk in dat zulk lijden een nut heeft: het komt de uitverkorenen ten goede die dankzij zijn bediening tot geloof komen, “opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid” (2:10). Wat hij zegt in verzen 2:11-12 levert op wat Paulus enkele jaren eerder aan de Filippenzen schreef: “de vrede van God, die alle begrip te boven gaat” (Filippenzen 4:7).
Timotheüs, die als pastor dient in Efeze (1 Timoteüs 1:3), moet ook zijn eigen levenskeuzes overwegen, om de ‘begeerten van de jeugd’ achter zich te laten ten gunste van “rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede” (2:22), en afstand te nemen van ongerechtigheid (2:19) zodat hij God van nut kan zijn. Dat zijn keuzes die ook wij bewust moeten overwegen en waarvoor ook wij Paulus’ voorbeelden in verzen 3:10-11 ter harte kunnen nemen.
3. Misleidende woorden
Van een beduidend ander kaliber dan de trouwe dienstbaarheid van Paulus aan Gods Woord zijn de valse leraren waar hij opnieuw tegen waarschuwt. “En hun woord zal zich uitzaaien als kanker,” zegt hij in 2:17. Valse leraren breken het geloof van anderen af (2:18) en veroorzaken conflicten (2:23). Het zal voor Paulus, zittend in zijn gevangeniscel, uitzonderlijk ongemakkelijk zijn geweest om te bedenken dat na alles wat hij voor het Evangelie had doorstaan gedurende zijn leven, valse leraren zouden proberen om het Goede Nieuws ongedaan te maken onder gelovigen.
“Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede, verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God. Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend” (3:2-5).
Zachtmoedig onderwijs is van waarde want deze mensen kunnen nog bekering ervaren (2:25-26), maar Timotheüs moet zich wel van zulke mensen afkeren (3:5). Paulus schreef Timotheüs tweemaal over valse leraren, dus hij vond dit duidelijk erg belangrijk. Hedendaagse christenen hebben het voordeel dat ze gewoon een Bijbel kunnen pakken om Gods volledige Woord te lezen. Timotheüs had die mogelijkheid niet.
4. Woorden voor de 21e eeuw
In het Oude Testament waarschuwde God het volk van Israël regelmatig dat ze zich niet moesten inlaten met heidenvolken die afgoden aanbaden. Dit om te voorkomen dat de Israëlieten die afgoden ook zouden gaan aanbidden (Exodus 23:24; 34:12; Deuteronomium 7:2-4; 12:2-3) en van Gods wil zouden gaan afdwalen. Vandaag de dag moeten christenen alert zijn op een soortgelijk gevaar, maar nu komt het van binnenuit: mensen die zich voordoen als christenen, maar Gods waarheid proberen te vervalsen met hun eigen interpretaties.
Paulus zegt tegen zowel Timotheüs als ons: “Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent […] en u van jongs af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is. Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust” (3:14-17). Moeten we valse leraren de ruimte geven om hun ‘versie van de waarheid’ te koesteren? Paulus zegt: Nee!
“Predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen [hetgeen betekent: of diegenen die het horen daar nou op zitten te wachten of niet]. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht” (4:2). Paulus waarschuwt dat valse leraren daar niet naar zullen willen luisteren, “want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, […] en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten” (4:3).
Maar – en dat brengt ons weer bij het ‘belang van woorden’ zoals eerder genoemd – nadat hij deze verontrustende dingen besproken heeft, sluit Paulus af met een veel positievere gedachte: “En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen” (4:18). Dat is iets wat zowel Timotheüs als gelovigen vandaag de dag uit deze brief kunnen meenemen!