Het verslag van Mozes’ dood staat in Deuteronomium 34. Hij mocht het beloofde land niet binnengaan, omdat hij en Aäron tegen de Heer gezondigd hadden toen zij verzuimden Hem te eren in tegenwoordigheid van het volk te Kades. (Numeri 20:7-13). Aäron stierf spoedig na deze gebeurtenis. Zijn dood wordt in hetzelfde hoofdstuk vermeld: God zei tegen Mozes en Eleazar dat zij de berg Hor op moesten gaan. Aaron’s priestergewaden werden afgelegd en zijn zoon Eleazar trok ze aan. Toen stierf Aäron, in de aanwezigheid van Mozes en Eleazar.
Het lijkt dat Mozes’ dood, hoewel vele jaren later, daarmee te vergelijken is. Het volk Israël is klaar om het beloofde land Kanaän binnen te trekken, en Mozes’ werk zit erop. God roept hem om de berg Nebo te beklimmen, en laat hem geheel het gebied zien dat Israël op het punt staat te veroveren. Daarna zegt de Bijbel speciaal dat hij stierf, en dat de Heere hem begroef (Deuteronomium 34:5-6). Hoewel niemand weet waar zijn graf is, kunnen we aannemen dat hij werkelijk stierf, en begraven werd, in tegenstelling met Elia die in een vuurwagen naar de hemel werd vervoerd (2 Koningen 2:9-12).