Waarover gaat de brief van Judas?

De brief van Judas is één van de kortste Bijbelboeken. Het is ook één van de moeilijkste, omdat het vol staat met verwijzingen naar Bijbelse en buitenbijbelse verhalen die bij veel hedendaagse lezers nauwelijks bekend zijn. Dit artikel wil je helpen deze hindernissen te overwinnen en de waardevolle lessen te ontdekken die deze brief bevat.

Auteur

De schrijver van deze brief introduceert zichzelf als “Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en broer van Jakobus” (Judas 1:1). Net als Jakobus was Judas een biologische halfbroer van de Heere Jezus. Hij was een zoon van Jozef en Maria. Hij wordt genoemd in Mattheüs 13:55 en Markus 6:3. Aanvankelijk geloofden Jezus’ broers niet dat Hij echt de Messias was, de Zoon van God. Maar na Zijn dood en opstanding kwamen ze tot geloof en sloten ze zich aan bij Jezus’ discipelen (zie Handelingen 1:14; 1 Korinthe 9:5). Judas introduceert zichzelf als “een dienstknecht van Jezus Christus” om te benadrukken dat Hij Jezus als zijn Heer aanvaardt.

Geadresseerden

Judas schrijft niet aan een bepaalde gemeente. Hij noemt zijn lezers “geroepenen, die door God de Vader zijn geheiligd en die door Jezus Christus worden bewaard” (Judas 1:1). In vers 3 verwoordt hij zijn emotionele betrokkenheid op deze mensen door hen “geliefden” te noemen.
Gezien de vele verwijzingen naar het Oude Testament en andere Joodse literatuur schrijft Judas waarschijnlijk aan Joodse mensen die geloofden in Jezus Christus.

Waarschuwing voor dwaalleraren

Judas schrijft in reactie op een urgente crisis. Er zijn “goddelozen” binnengeslopen die gelovigen proberen te misleiden door hun verkeerde leerstellingen en immorele manier van leven. Zij verzetten zich tegen het gezag van Jezus Christus als hun Meester en Heer. “Zij zijn het die morren, die klagen over hun lot, die naar hun eigen begeerten wandelen. Hun mond spreekt hoogdravende woorden, terwijl zij mensen naar de ogen zien ter wille van voordeel” (Judas 1:16). Judas waarschuwt zijn lezers scherp tegen deze mensen. Hij noemt verschillende historische voorbeelden om zijn bezorgdheid te onderbouwen.

Historische voorbeelden toegepast op de dwaalleraren

  • Israëlieten die uit Egypte waren bevrijd maar niet in God geloofden, werden te gronde gericht (zie Psalm 78:1-33; 1 Korinthe 10:1-6; Hebreeën 3:16-19).
  • Engelen die tegen God in opstand kwamen, worden gevangen gehouden tot Gods uiteindelijke oordeel. Dit kan verwijzen naar de val van satan en zijn demonen in het begin of naar het verhaal in Genesis 6:1-4.
  • De inwoners van Sodom en Gomorra werden vernietigd door vuur vanwege hun buitengewoon zondige gedrag. Je kunt dit verhaal lezen in Genesis 18-19.

De dwaalleraren die in de kerk binnendrongen, gedragen zich op dezelfde manier en zullen dus ook Gods oordeel ondergaan (Judas 1:8).

  • Zelfs de aartsengel Michael durfde geen lasterlijk oordeel uit te spreken tegen satan toen hij met hem twistte over het lichaam van Mozes, maar hij liet het oordeel aan God over (Judas 1:9). Dit zou een verwijzing kunnen zijn naar een buitenbijbelse bron die verloren is gegaan, bijvoorbeeld ‘Het testament van Mozes’. Wij hebben alleen wat achtergrondinformatie in Deuteronomium 34:5-6.

De dwaalleraren stellen zich heel anders op. Zij “lasteren al wat eer toekomt” (Judas 1:8) en “lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben” (Judas 1:10). Ze onderwerpen zich niet aan Jezus’ gezag, maar handelen op eigen autoriteit.

Judas noemt nu enkele voorbeelden van mensen die ontevreden waren met wat hen was toebedeeld en daarom in opstand kwamen tegen God.

  • Kaïn in Genesis 4:5-11
  • Bileam in Numeri 22-24; Jozua 13:22 en 2 Petrus 2:15
  • Korach in Numeri 16:1-33

Alle drie deze voorbeelden hadden een tragisch einde. De dwaalleraren lijken op deze mensen en zullen ook Gods wraak ervaren.

Tenslotte citeert Judas een eeuwenoude profetie van Henoch. Deze man wordt genoemd in Genesis 5:18-24 en in Hebreeën 11:5. Zijn profetie is niet opgeschreven in de Bijbel, maar in 1 Henoch (een oud Hebreeuws boek). Judas citeert 1 Henoch 1:9 en past dit toe op de dwaalleraren:
Ook over hen heeft Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd, toen hij zei: Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen, om over allen het oordeel te vellen en alle goddelozen onder hen terecht te wijzen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en voor al de harde woorden die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben.” (Judas 1:14-15).

Judas’ uitvoerige betoog is een indringende oproep aan zijn lezers: laat je niet meetrekken door deze mensen maar houd je vast aan “het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is” (Judas 1:3). Het is levensgevaarlijk om in leer of leven af te wijken van de waarheid die God ons heeft geopenbaard!

Bemoediging en lofprijzing

Judas sluit zijn brief af met een herinnering dat het bestaan van dwaalleraren niet verbazingwekkend is. Dit was al voorzegd door de apostelen. Judas spoort zijn lezers aan: “Bouw uzelf op in uw allerheiligst geloof en bid in de Heilige Geest, bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus, tot het eeuwige leven” (Judas 1:20-21).
Deze oproep sluit weer aan bij het begin van de brief: gelovigen moeten vasthouden aan Gods liefde in de wetenschap dat ze veilig zijn in de liefde en bescherming van Jezus Christus (Judas 1:1).

Helemaal aan het eind van Judas’ brief staat een lofprijzing die zo tijdloos en mooi verwoord is dat ik haar graag volledig citeer:

Aan Hem nu Die bij machte is u voor struikelen te bewaren, en u smetteloos te stellen voor Zijn heerlijkheid, in grote vreugde, de alleenwijze God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid. Amen.” (Judas 1:24-25)

Deel artikel