Waarom wilde God de Israëlieten geen koning geven toen ze daar om vroegen, terwijl in Genesis 49:10 geprofeteerd werd dat de scepter niet zou wijken van Juda?
God afwijzen
Toen de Israëlieten vroegen om een koning, zei God “zij hebben Míj verworpen, dat Ik geen Koning over hen zou zijn” (1 Samuel 8:7). Dat was de kern van hun zonden. Ze wilde een koning hebben “zoals alle volken” (1 Samuel 8:5). Maar Gods plan voor Israël was om hen niet te laten zijn “zoals alle volken”! God was hun Koning, en Hij regeerde hen rechtstreeks. Hij sprak tot Zijn volk door de profeet Samuël. Maar dat was niet genoeg voor hen. Zij wilden meer dan een profeet die Gods Woorden tot hen sprak. Ze wilden een sterke en machtige koning! Maar ze vergaten dat de Heere Zelf hun sterke en machtige Koning was.
De scepter van Juda
Maar in Genesis had Jacob toch geprofeteerd dat Juda’s afstammelingen over Israël zouden heersen? Hoe past de wens van de Israëlieten bij de profetie dat de scepter niet van Juda zou wijken? Ten eerste, deze profetie zou niet vervuld worden in een aardse koning van Israël, maar in de Heere Jezus. Dit kun je zien in Genesis 49:10: “De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.” De Bijbel spreekt van “volken”, niet slechts het volk van Israël. Jezus is de Koning der koningen, maar Zijn koninkrijk is niet van deze aarde.
Ten tweede, deze profetie vindt ongetwijfeld ook een gedeeltelijke vervulling in koning David en zijn koninklijke geslacht. En het is erg waarschijnlijk dat God Samuël bevolen zou hebben om David als koning te zalven zelfs als Saul niet eerder koning was geweest. Net zoals God Zijn volk kon regeren door een profeet, kon Hij Zijn volk ook regeren door een koning. Maar Israël was niet tevreden met wat God hen in die tijd gaf, en eiste een koning voor de tijd van Gods plan. Het gevolg was dat ze een koning kregen die in de ogen van een mens ideaal was: lang, sterk en moedig. Maar zijn hart was niet goed voor God. En het was duidelijk dat dit niet Gods perfecte plan voor Israël was: koning Saul kwam niet uit de stam van Juda, maar uit de stam van Benjamin.
Aardse koning
Dus, kort samengevat: God wilde Israël geen koning geven toen ze daar om vroegen omdat ze op zoek waren naar een aardse en niet een hemelse koning; en omdat ze niet wachtten op Gods tijd. Dit zijn belangrijke lessen voor ons. We zouden hemelse zegeningen moeten zoeken, geen aardse. We zouden niet moeten aandringen bij de Heere zodat Hij zich aanpast aan onze planning, maar Hem vertrouwen om Zijn goede plannen te vervullen op Zijn perfecte tijd.
Samenvatting
Jacob had geprofeteerd dat Israëls heersers uit de stam van Juda zouden komen. Waarom wilde God Israël dan geen koning geven? De motivatie van de Israëlieten was verkeerd. Ze wilden als alle andere volken zijn. Ze wilden niet dat God hun Koning was. Maar toen Gods tijd was aangebroken, richtte Hij het koninklijke geslacht van David op. En uit dit geslacht kwam de Messias die eeuwig Koning zou zijn.