Het Oude Testament bevat veel verhalen over mensen die dieren offeren, en God gaf gedetailleerde voorschriften over hoe en wanneer dierenoffers uitgevoerd moesten worden. Wat is de betekenis achter deze praktijken? Waarom zou God willen dat wij dieren doden?
Wat zijn dierenoffers?
De eerste vermelding van een dierenoffer vinden we in Genesis 4:4, wat duidelijk maakt dat de tweede generatie mensen (dus de zoon van Adam en Eva) al een dier doodde als offer voor de Heere. Door heel het boek Genesis zien we dat mensen dierenoffers brachten (bijvoorbeeld in Genesis 8:20-21, Genesis 22:13, Genesis 46:1). Er worden niet al te veel details vermeld over de precieze uitvoering, maar het is duidelijk dat er dieren werden gedood en aan God aangeboden. Daarin zijn de Oudtestamentische verhalen niet uniek. Ook in andere culturen kwam dit voor – en in sommige culturen en religies gebeurt het nog steeds.
Gods voorschriften voor dierenoffers
Toen God het volk Israël uit de slavernij van Egypte leidde, door de woestijn heen, naar het land Kanaän (wat allemaal beschreven wordt in het boek Exodus), gaf Hij hen veel wetten en voorschriften. Die omvatten ook gedetailleerde instructies voor offers, bijvoorbeeld in het boek Leviticus. Veel van die offers waren inderdaad dierenoffers. God vertelde de Israëlieten precies wanneer ze offers moesten brengen, welk soort dier geschikt was bij een bepaalde gelegenheid, wie het ritueel moest uitvoeren en hoe het offer uitgevoerd moest worden.
Zie bijvoorbeeld de wetten over een brandoffer:
“Wanneer iemand van u de HEERE een offergave wil aanbieden, moet u uw offergave aanbieden van het vee, van de runderen en van het kleinvee. Als zijn offergave een brandoffer van runderen is, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden. Hij moet dat bij de ingang van de tent van ontmoeting aanbieden om een welgevallen voor zich te vinden voor het aangezicht van de HEERE. Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken. Dan moet hij het jonge rund slachten voor het aangezicht van de HEERE. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed aanbieden en het bloed sprenkelen rondom op het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting is. Daarna moet hij de huid van het brandoffer afstropen en het in zijn stukken verdelen. Vervolgens moeten de zonen van de priester Aäron vuur maken op het altaar en hout op het vuur schikken, en dan moeten de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, de kop en het vet schikken op het hout dat op het vuur van het altaar ligt. Maar zijn ingewanden en zijn poten moet men met water wassen, en de priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE” (Leviticus 1:2-9).
Dierenoffers benadrukken de ernst van de zonde
Dierenoffers hebben een belangrijke plek in het Oude Testament. Ze zijn Gods manier om om te gaan met Israëls zonde en rebellie.
Want dat was een enorm probleem: sinds de eerste mensen tegen God in opstand waren gekomen, was de relatie tussen hen en hun Schepper beschadigd. Ze konden niet langer in Gods aanwezigheid zijn, en ze hadden Zijn wraak verdiend. Hun kwaad had de dood in de wereld geroepen.
Dat werd gesymboliseerd door deze dierenoffers. Een dier de keel doorsnijden en zien hoe het doodging, benadrukte de verwoestende gevolgen van de menselijke zondigheid. Het maakte duidelijk hoeveel er op het spel stond, hoe ernstig de gevolgen van zonde en kwaad waren – zowel op het persoonlijke vlak, omdat onze zonde tot onze eeuwige ondergang zal leiden, als ook voor de gemeenschap, omdat God niet bij een verontreinigd volk kan wonen.
Dierenoffers als een symbolische plaatsvervanging
Offers waren echter niet alleen bedoeld om het probleem van de menselijke zonde te benadrukken. Ze hadden ook te maken met Gods oplossing; ze verwezen naar de mogelijkheid en beschikbaarheid van een plaatsvervanger. In plaats van mensen voor hun zonden te straffen en ze zelf de gevolgen te laten ondervinden, werd er een onschuldig dier geofferd als een plaatsvervangende betaling die de schuld van de mensen zou bedekken. Als het dier werd gedood, droeg dit dier Gods oordeel in plaats van de zondaar.
“Als hij nu een lam brengt als zijn offergave voor een zondoffer, moet het een vrouwtje zijn dat hij brengt, zonder enig gebrek. Dan moet hij zijn hand op de kop van het zondoffer leggen en het slachten als een zondoffer op de plaats waar men het brandoffer slacht. Vervolgens moet de priester met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het op de hoorns van het brandofferaltaar strijken. En al zijn overige bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten. Verder moet hij al het vet ervan verwijderen, net zoals het vet verwijderd wordt van het lam van het dankoffer. De priester moet het op het altaar in rook laten opgaan, op de vuuroffers van de HEERE. Zo zal de priester verzoening voor hem doen over zijn zonde, die hij begaan heeft, en het zal hem vergeven worden” (Leviticus 4:32-35).
Bloed en leven
Het bloed van een dier symboliseerde zijn leven. Dat wordt beschreven in Leviticus 17:11: “Want het leven van het vlees is in het bloed, en Ik heb dat Zelf voor u op het altaar gegeven om voor uw leven verzoening te doen. Want het is het bloed dat door middel van het leven verzoening bewerkt”. Daarom was het sprenkelen van bloed een belangrijk onderdeel van de rituelen. “Zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats” (Hebreeën 9:22). Het sprenkelen van bloed bood symbolische reiniging en heiliging.
Maar hier moet meer gezegd worden. Uiteindelijk kan het bloed van een dier geen verzoening bewerken. De Bijbel zegt dat zelf ook in Hebreeën 10:4: “Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt”. Er moest dus nog iets anders gebeuren. Er was een blijvende en definitieve oplossing nodig.
Het volmaakte offer
Dierenoffers waren in zichzelf geen oplossing. Ze waren een voorafschaduwing van een ander, definitief offer: de plaatsvervangende dood van de Zoon van God. “Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen” (1 Timotheüs 2:5-6). “Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen” (Jesaja 53:5).
Jezus stierf in onze plaats en droeg Gods oordeel over onze zonden. Zijn bloed reinigt ons ook. “Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht” (Hebreeën 10:10). Jezus is het volmaakte en definitieve offer. Wie in Hem gelooft, wordt bevrijd van Gods oordeel over zijn zonden en wordt gereinigd, geheiligd, zodat hij weer tot God kan naderen “met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten” (Hebreeën 10:22).
Dierenoffers zijn niet langer nodig
Dierenoffers waren Gods manier om om te gaan met Israëls zonde en opstand. Ze waren een manier om de relatie tussen de heilige God en een zondig volk te herstellen en te onderhouden.
Maar sinds Jezus’ dood en opstanding is dit alles niet meer nodig. Hij is het definitieve plaatsvervangende offer, eens en voor altijd. “Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde” (Hebreeën 7:27).
De dierenoffers konden alleen vergeving van zonden bewerken op basis van Jezus Christus, die Zichzelf voor onze zonden heeft opgeofferd. “Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!” (Johannes 1:29).
Zie ook de volgende Engelstalige video van The Bible Project (Nederlandse ondertiteling beschikbaar) over offers en verzoening: