Waarom lijden goede mensen onrecht? Waarom gaat het slechte mensen voor de wind?

De vraag waarom slechte mensen (de ‘goddelozen’) welvarend zijn, terwijl goede mensen (de ‘rechtvaardigen’) lijden, is een vraag die in de Bijbel vaak ter sprake komt. In verschillende Psalmen wordt God openlijk bevraagd over dit probleem. In Psalm 10, 35 en 94 wordt onder andere aan God gevraagd waarom Hij toestaat dat slechte mensen floreren en rechtvaardige mensen lijden. “Hoelang zullen de goddelozen, HEERE, hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen?” (Psalm 94:3).

Ook in verschillende Spreuken wordt toegegeven dat er onrechtvaardige situaties bestaan en worden we aangemoedigd om niet jaloers te zijn op de voorspoed van de goddelozen: “Ontsteek niet in woede over de kwaaddoeners, wees niet jaloers op de goddelozen” (Spreuken 24:19). Zie ook Spreuken 3:31; 23:17; 24:1. Het hele boek Job stelt het lijden van de ogenschijnlijk rechtvaardige Job ter discussie.

God zal op Zijn tijd gerechtigheid brengen

De belangrijkste Bijbelse les over de voorspoed van de goddelozen en het lijden van de rechtvaardigen is dat God onrecht ziet, erom geeft en zal corrigeren – maar niet noodzakelijkerwijs wanneer wij dat willen. Twee voorbeelden hiervan vinden we in Psalm 73 en in Hebreeën 11.

In Psalm 73 zien we een man die juist met deze vraag worstelde en tot de conclusie kwam dat hij op God kon vertrouwen voor de uiteindelijke gerechtigheid. Hij was gefrustreerd over de ogenschijnlijke onrechtvaardigheid van de “vrede van de goddelozen” (Psalm 73:3) die “hun vermogen hebben vermeerderd” (Psalm 73:12) en vroeg zich af of zijn eigen gerechtigheid “tevergeefs” was (Psalm 73:13).

Maar toen hij nadacht over wie God was, realiseerde hij zich dat God op Zijn tijd gerechtigheid zou brengen: “…het was moeite in mijn ogen, totdat ik Gods heiligdom binnenging en op hun einde lette. Ja, U zet hen op gladde plaatsen, U doet hen in verwoesting vallen. Hoe worden zij in een ogenblik tot een verwoesting! Zij worden weggevaagd, komen om door verschrikkingen. Zoals een droom vervaagt bij het ontwaken, zult U, Heere, als U wakker wordt, hun beeld verachten.” (Psalm 73:16-20).

De psalmist was in staat om zijn strijd opzij te zetten en zijn vertrouwen op God te stellen. “Wie heb ik in de hemel buiten U? En buiten U begeer ik niets op aarde. Mijn lichaam en mijn hart kunnen falen, maar God is de rots van mijn hart en mijn deel voor eeuwig” (Psalm 73:25-26). Toen hij het eeuwige perspectief van God begreep, vond zijn hart vrede.

Houd Gods eeuwig perspectief in gedachten

Hebreeën 11 geeft een opsomming van veel mensen die werden beschouwd als voorbeeldig vanwege hun geloof. Het hoofdstuk vertelt over het lijden van deze rechtvaardige mensen. In hun lijden keken ze verder dan hun ervaring op aarde naar hun toekomstige leven met God in de hemel:

Allen zijn in geloof gestorven, zonder de vervulling van de beloften te hebben ontvangen, maar ze hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet en ze hebben beleden dat ze vreemdelingen en bijwoners op aarde waren. Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. En als zij aan het vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad hebben om terug te keren. Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gereedgemaakt” (Hebreeën 11:13-16).

Opnieuw zien we dat, als we Gods eeuwige perspectief en karakter in gedachten houden, dit hoop en een zekere mate van troost brengt te midden van onrechtvaardig lijden. En onze troost ligt niet alleen in de toekomst. In onze relatie met God, als we in geloof wandelen, worden we nu al getroost als we verdriet hebben (2 Korintiërs 1:3-5; Jesaja 30:18-19).

Deze en vele andere voorbeelden staan in de Bijbel omdat God onze strijd met onrecht begrijpt. We zijn niet onredelijk als we daarmee worstelen, maar als we het karakter van God voor ogen houden – Zijn eeuwige liefde voor ons, Zijn eeuwige macht, Zijn zorg voor gerechtigheid – dan kunnen we er vrede mee hebben dat “Hij alle tranen van hun ogen zal afwissen; en er zal geen dood meer zijn; er zal geen rouw meer zijn, of geween, of pijn; de eerste dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:4).

Deel artikel