Waar gaan de Bijbelboeken 1 en 2 Samuel over?

Onze hedendaagse Bijbels tellen twee boeken van Samuel. Dat zijn “deel 1” en “deel 2” van één lang, samenhangend verhaal. Daarom behandelen we ze in dit artikel als één boek.

Historische achtergrond

De boeken van Samuel zijn historische boeken over het volk Israël. De boeken Exodus en Jozua, die vóór de boeken van Samuel komen, beschrijven hoe de Israëlieten vertrokken uit Egypte, door de woestijn reisden en het land Kanaän veroverden. Op hun reis door de woestijn had God hen uitgebreide instructies gegeven hoe ze naar Zijn wil moesten leven. Maar voor het grootste deel volgde het volk deze aanwijzingen van de Heere niet op. Het boek Richteren vertelt over de periode na Jozua’s dood: “Toen deden de Israëlieten wat slecht was in de ogen van de HEERE en zij dienden de Baäls. Zij verlieten de HEERE, de God van hun vaderen, Die hen uit het land Egypte had geleid” (Richteren 2:11-12).

De rest van dit boek is als een neerwaartse spiraal. Het volk verlaat God, Hij geeft hen over aan vijanden of andere oordelen, het volk bekeert zich en God redt hen – en dan begint het allemaal weer van voor af aan. Tegen deze achtergrond beschrijft het boek Samuel Israëls overgang van een losjes georganiseerde groep stammen tot een verenigd koninkrijk onder koning Saul en later koning David.

De profeet Samuel

Het boek begint met een vrouw, Hannah, die God smeekt om een kind. Haar gebed wordt verhoord en ze krijgt een zoon, Samuel. Deze jongen wordt een knecht van de Heere. Al heel jong gaat hij bij de tabernakel wonen. Daar dient hij de HEERE onder toezicht van de priester Eli (1 Samuel 2:11). In 1 Samuel 3 lezen we hoe God tot Samuel spreekt en aan hem openbaart wat er zal gebeuren met Eli’s priesterfamilie. Dit is het begin van Samuels loopbaan als profeet: “En heel Israël, van Dan tot Berseba toe, erkende dat Samuel aangesteld was tot profeet van de HEERE. En de HEERE bleef in Silo verschijnen; ja, de HEERE openbaarde Zich aan Samuel in Silo door het woord van de HEERE” (1 Samuel 3:20-21).

In 1 Samuel 8, als Samuel oud geworden is, eist het volk een koning zoals de volken om hen heen. In feite verwerpen ze daarmee God als hun Koning (1 Samuel 8:7). Samuel waarschuwt hen, maar God draagt hem op om het volk hun zin te geven. Hij kiest een man uit de stam van Benjamin als Israëls eerste koning.

Koning Saul

Deze eerste koning heet Saul. Aan het begin van zijn regering is hij nederig en gehoorzaamt Gods wil, maar als het verhaal verdergaat blijkt hij oneerlijk en trots te zijn. De Heere verwerpt hem als koning over Israël (1 Samuel 15:23). Hij draagt Samuel op om in het geheim een nieuwe koning te zalven, David. Deze man toont een radicaal en nederig vertrouwen in God, wat bijvoorbeeld blijkt in 1 Samuel 17 waar hij de reus Goliath verslaat. Als David generaal wordt in Sauls leger en steeds meer aanzien en macht krijgt, begint koning Saul hem te achtervolgen “zoals men in de bergen op een patrijs jaagt”, met het doel hem uit de weg te ruimen (1 Samuel 26:20). Tijdens deze periode schrijft David veel Psalmen, bijvoorbeeld Psalm 18; 52; 53 en 57. Als Saul sterft, wordt David koning – eerst over een deel van het volk, maar later over heel Israël.

Koning David

Het boek 2 Samuel begint met Sauls dood en Davids aantreden als koning. Hij begint zijn taak erg goed. Hij vertrouwt en gehoorzaamt God, en dat is een zegen voor het hele volk. David wint veel oorlogen en breidt zijn gebied uit. Hij maakt Jeruzalem tot Israëls hoofdstad en wil ook een tempel bouwen voor God. Maar dat staat God hem niet toe. David brengt wel de ark van het verbond, het speciale symbool van Gods aanwezigheid, naar Jeruzalem. Maar de tempel zal door zijn zoon gebouwd worden. God belooft David dat zijn koninklijke familie voor altijd zal regeren. Uit hem zal een koning voortkomen met een eeuwig koninkrijk. In latere Bijbelboeken wordt deze belofte herhaald en uiteindelijk vervuld in Jezus Christus, de Zoon van David.

2 Samuel 11 beschrijft een grote morele misstap van David. De koning ziet een mooie vrouw met de naam Bathseba. Hoewel ze getrouwd is met Uria, gaat David met haar naar bed. Als ze zwanger blijkt te zijn, beveelt David om Uria te doden en trouwt hij met Bathseba. De Heere is hier erg boos over. David toont berouw en krijgt vergeving, maar de gevolgen van zijn misstap zijn enorm. Zijn gezin valt uit elkaar en verschillende van zijn zonen worden gedood in de jaren die volgen. David blijft koning, maar zijn laatste jaren zijn lang niet zo glorieus als het begin van zijn regering.

Enkele belangrijke thema’s

Het begin van het boek bevat een lied van Hannah, de moeder van Samuel. Zij zingt hoe de Heere mensen vernedert en verhoogt. “Hij zal de voeten van Zijn gunstelingen bewaren, maar de goddelozen zullen zwijgen in de duisternis” (1 Samuel 2:7; 2:9). De levens van Samuel, Saul en David laten zien dat dit waar is. God brengt de trotse Saul ten val en verhoogt de nederige David, maar Hij straft David ook als die handelt als “een goddeloze”.

Davids misstap maakt duidelijk dat hij niet volmaakt was, ook als was hij een kind van God. Dit verhaal laat zien dat God onze zonden wil vergeven als we berouw tonen, maar ook dat menselijke zonde vergaande gevolgen kan hebben.

Ondanks de slechte daden van Saul en David, blijft God trouw aan Zijn volk en aan Zijn Woord. Zijn belofte van een eeuwige erfgenaam op Davids troon is uitgekomen! Jezus Christus is de volmaakte Koning die alle volken zegen brengt.

Deel artikel