De boeken 1 en 2 Kronieken zijn geschiedenisboeken die Israëls geschiedenis samenvatten van Adam (de eerste mens) tot de terugkeer van het volk uit ballingschap rond 500 v.Chr. Het doel van dit boek is om hoop te bieden in teleurstellende omstandigheden.
Historische achtergrond
De beide Kronieken werden geschreven nadat de Israëlieten terugkwamen uit hun ballingschap en de tempel was herbouwd, waarschijnlijk rond 400 v.Chr. Het volk had (een deel van) hun land teruggekregen, als vervulling van eeuwenoude beloften aan Abraham, Izak en Jakob (zie bijvoorbeeld Genesis 15:18-21; 26:1-4; 48:4). Hun aantal was veel kleiner dan voorheen, maar hun volk bestond nog. De tempel was herbouwd als teken dat God bij hen woonde. En toch… de beloften van herstel en overvloed waren slechts gedeeltelijk vervuld. Ze waren nog steeds onderworpen aan buitenlandse heersers en omringd door vijandige groepen. Dat riep vragen op over Gods plannen voor Israël, vooral over Zijn beloften aan David over een koningschap dat nooit zou eindigen (1 Kronieken 17:11-14). Tegen deze achtergrond kijken de Kronieken terug en vooruit.
Auteur
De schrijver van de Kronieken is niet bekend. Waarschijnlijk was hij een priester of Leviet met toegang tot de schriftrollen in de tempel. Misschien was het Ezra, “een vaardig schriftgeleerde, bedreven in de wet van Mozes, die de HEERE, de God van Israël, gegeven heeft” (Ezra 7:6). Deze man woonde in Babylonië maar keerde terug naar Israël om het volk te onderwijzen in Gods wetten. We lezen over hem in het boek Ezra.
Opbouw van de boeken
- 1 Kronieken 1-9 bieden lijsten en genealogieën. Die hebben speciale aandacht voor de lijn van Juda naar David en zijn nakomelingen, omdat zij door God waren uitgekozen als koningshuis van Israël. De Messias zou uit deze familie geboren worden. Er is ook veel aandacht voor de priesters en Levieten, die een belangrijke rol spelen in de tempel.
- 1 Kronieken 10-29 gaan over David. Hij wordt neergezet als een beeld van de komende Messias. De auteur van Kronieken beschrijft vrijwel uitsluitend positieve gebeurtenissen uit Davids leven en heeft veel aandacht voor zijn voorbereidingen voor de bouw van de (eerste) tempel.
- 2 Kronieken 1-9 gaan over Davids zoon Salomo en de daadwerkelijke bouw van de tempel.
- 2 Kronieken 10-36 beschrijven latere koningen en de ondergang van Israël. Kronieken bevat geen verhalen over het noordelijke koninkrijk (wat een opvallend verschil is met de boeken 1 en 2 Koningen). Het richt zich volledig op het zuidelijke rijk en zijn hoofdstad Jeruzalem.
- Het laatste hoofdstuk biedt hoop door te beschrijven hoe koning Kores de Israëlieten toestemming geeft om naar hun eigen land terug te keren.
Kernthema: God zoeken
De Kronieken zijn niet bedoeld om enkel historische feiten door te geven, maar ook waardevolle lessen. De auteur presenteert historische voorbeelden in een raamwerk van “God zoeken” tegenover “God verlaten”. Door deze verhalen roept hij de lezer op: “Vraag naar de HEERE en Zijn kracht, zoek Zijn aangezicht voortdurend” (1 Kronieken 16:11).
God zoeken betekent:
- God eren en je in Hem verheugen: “Zing voor Hem, zing psalmen voor Hem, spreek aandachtig van al Zijn wonderen. Beroem u in Zijn heilige Naam, laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden.” (1 Kronieken 16:9-10).
- De tempeldienst serieus nemen: “Richt uw hart en uw ziel erop om de HEERE, uw God, te zoeken. Sta op en bouw het heiligdom van de HEERE God, zodat men de ark van het verbond van de HEERE en de heilige voorwerpen van God in dit huis kan brengen, dat voor de Naam van de HEERE gebouwd zal worden.” (1 Kronieken 22:19; vergelijk 1 Kronieken 13:3).
- Gods geboden houden: Koning Asa zei tegen het volk “dat zij de HEERE, de God van hun vaderen, moesten zoeken, en dat zij de wet en het gebod moesten naleven.” (2 Kronieken 14:2-4, in contrast met 1 Kronieken 10:13; 15:13).
- Afgoden wegdoen: “In het achtste jaar van zijn regering, toen [Josia] nog een jongeman was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken. In het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de offerhoogten, de gewijde palen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen.” (2 Kronieken 34:3; ook in 2 Kronieken 14:2-3).
- Je hulp bij God zoeken in tijden van nood: “En Juda werd bijeengeroepen om bij de HEERE hulp te zoeken. Zij kwamen zelfs uit alle steden van Juda om de HEERE te raadplegen.” (2 Kronieken 20:4).
God verlaten is “slecht” (2 Kronieken 12:14). Het wordt ook beschreven als “niet doen wat goed is in de ogen van de Heere” of “ontrouw zijn aan God”.
De auteur van Kronieken maakt duidelijk dat alleen het zoeken van de Heere zegen brengt. Een paar voorbeelden:
- “Luister naar mij, Asa, heel Juda en Benjamin! De HEERE is met u, zolang u met Hem bent. Als u Hem zoekt, zal Hij door u gevonden worden, maar als u Hem verlaat, zal Hij u verlaten.” (2 Kronieken 15:2)
- “In de dagen dat hij [= koning Uzzia] de HEERE zocht, maakte God hem voorspoedig.” (2 Kronieken 26:5)
- “In al zijn werk dat hij [= koning Hizkia] begon in de dienst van het huis van God, in de wet en in het gebod om zijn God te zoeken, handelde hij met heel zijn hart, en hij was voorspoedig.” (2 Kronieken 31:21).
Het volk Israël en hun koningen waren vaak ontrouw aan de Heere God. Als gevolg daarvan werden ze in ballingschap weggevoerd, net als de inwoners van het noordelijke rijk decennia eerder. Jeruzalem en de tempel werden verwoest (zie 1 Kronieken 5:25-26; 9:1; 2 Kronieken 36:18-20).
Kernthema: berouw en bekering
De Kroniekschrijver verdeelt mensen niet simpelweg in een groep die de Heere zoekt en een groep dit dat niet doet. In feite zijn alle mensen “slecht” en “zondig”. Zelfs het gedrag van David, die beschreven wordt als de ideale koning en beeld van de komende Messias, is soms “slecht in de ogen van God” (1 Kronieken 21:7). We lezen echter ook hoe hij berouw toont: “Toen zei David tegen God: Ik heb zwaar gezondigd, omdat ik deze zaak gedaan heb. Maar nu, neem de ongerechtigheid van Uw dienaar toch weg, want ik heb heel dwaas gehandeld.” (1 Kronieken 21:8). God negeert Davids zonde niet, maar biedt toch een weg terug naar Hem (1 Kronieken 21:26-28).
De mogelijkheid van bekering en vergeving blijft niet beperkt tot David. Dit geldt voor alle mensen. God belooft: “… [als] Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in ootmoed buigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zij zich bekeren van hun slechte wegen, dan zal Ík vanuit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land genezen” (2 Kronieken 7:14). We lezen enkele indrukwekkende voorbeelden van koning Rehabeam en koning Manasse.
- Rehabeam veroorzaakte de scheuring van Israël in een noordelijk en zuidelijk rijk door zijn dwaasheid (zie 2 Kronieken 10). Bovendien verliet hij de wet van de Heere (2 Kronieken 12:1), wat leidde tot een invasie van de Egyptenaren. Maar “omdat hij zich vernederde, keerde de toorn van de HEERE zich van hem af en richtte Hij hem niet geheel en al te gronde” (2 Kronieken 12:12).
- Manasse was een extreem slechte koning. Hij richtte altaren op voor afgoden (zelfs in Gods tempel), hij aanbad de sterren, offerde zijn zonen aan afgoden, “duidde wolken, deed aan wichelarij, deed aan toverij, en stelde dodenbezweerders en waarzeggers aan. Hij deed zeer veel slechts in de ogen van de HEERE, om Hem tot toorn te verwekken” (2 Kronieken 33:1-9). Er kwam echter een verrassende wending in zijn levensgeschiedenis:
“De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk, maar zij sloegen er geen acht op. Daarom bracht de HEERE over hen de bevelhebbers van het leger die de koning van Assyrië had. Zij namen Manasse met haken gevangen, bonden hem met twee bronzen ketenen en brachten hem naar Babel. Maar toen Hij hem benauwde, trachtte hij het aangezicht van de HEERE, zijn God, gunstig te stemmen; hij vernederde zich diep voor het aangezicht van de God van zijn vaderen, en bad tot Hem. En Hij liet Zich door hem verbidden, verhoorde zijn smeekbede, en bracht hem terug in Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse dat de HEERE God is.” (2 Kronieken 33:10-13)
Hoop voor de toekomst
1 en 2 Kronieken beschrijven Israëls ondergang, maar ook het begin van hun herstel. De boeken eindigen met de hoopvolle woorden: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – de HEERE, zijn God, zij met hem en laat hij optrekken.” (2 Kronieken 36:23)
De terugkeer van het volk en de herbouw van de tempel waren duidelijke tekens van Gods trouw aan Zijn verbond met Israël en met David, wiens koninklijke familie nog steeds bestond (1 Kronieken 3:19-24). De Heere God was niet veranderd; Zijn woorden uit 2 Kronieken 7:14 golden nog steeds: “… [als] Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in ootmoed buigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zij zich bekeren van hun slechte wegen, dan zal Ík vanuit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land genezen” (2 Kronieken 7:14).
Lessen voor ons
De Kronieken zijn allereerst geschreven voor het volk Israël. Maar een aantal belangrijke lessen zijn ook van toepassing op hedendaagse gelovigen:
- We moeten “de Heere zoeken” en Hem trouw blijven. Dat zal leiden tot Zijn zegen.
- Als we God hebben verlaten, nodigt Hij ons uit om ons te bekeren en bij Hem terug te komen!
- God blijft trouw aan Zijn beloften, ook al zien we dat niet direct. De gedeeltelijke vervulling die we al kunnen zien, geeft ons hoop dat Hij Zijn werk zal voltooien!