“De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen.” (Lukas 18:11)
“En de tollenaar […] sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig.” (Lukas 18:13)
De Heere Jezus vertelde veel gelijkenissen om geestelijke lessen te verhelderen. In Lukas 18 wordt zo’n verhaal beschreven dat Jezus vertelde “met het oog op sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten” (Lukas 18:9). Deze houding getuigt van trots tegenover God en medemensen. De Farizeeër in het verhaal “ging naar de tempel om te bidden”. Maar eigenlijk bad hij helemaal niet tot God; hij zong een lofzang op zichzelf! Hij vroeg niet om genade omdat hij niet besefte dat hij die nodig had. Zijn ‘gebed’ diende geen ander doel dan zijn eigen eer.
De tollenaar in het verhaal was er heel anders aan toe. Hij schaamde zich voor zijn zonde, probeerde onopgemerkt te blijven in een hoekje van de tempel en durfde eigenlijk ook de Heere God niet onder ogen te komen. Maar hij moest wel, want hij had dringend behoefde aan Gods genade! Hij stortte zijn hart uit voor de Heere. Zijn nederige gebed werd verhoord: “Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis” (Lukas 18:14).
Ieder mens heeft genade nodig, want niemand is van zichzelf rechtvaardig genoeg in Gods ogen. De Heere biedt iedereen overvloedig genade aan. Laat jouw trots je niet in de weg staan om dankbaar van Gods aanbod gebruik te maken!