Het snelle antwoord hierop is ‘ja’, maar er zijn enkele zaken die we moeten begrijpen om gehoor te kunnen geven aan deze roeping.
De Grote Opdracht
Voordat Jezus terugkeerde naar de hemel, gaf Hij zijn discipelen een taak, die wij nu de Grote Opdracht noemen.
“Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen” (Mattheüs 28:19-20).
De discipelen waren drie jaar lang bij Jezus geweest en hadden Hem horen onderwijzen en preken, hadden Hem wonderen zien verrichten en soms had Jezus hen eropuit gestuurd om in praktijk te brengen wat ze hadden gezien en gehoord om daarna bij Hem terug te keren en verslag uit te brengen over wat ze gedaan hadden.
In deze verzen gaf Jezus hen de opdracht om uit te gaan en discipelen te maken. Een discipel is iemand die een leider navolgt en doet wat hem gezegd wordt. Als Jezus Zijn discipelen de opdracht geeft om te preken, onderwijzen, wonderen te doen en alles in praktijk te brengen zoals ze Hem hadden zien doen, dan zouden hun volgelingen op hun beurt weer hetzelfde doen en dus ook discipelen zijn.
God roept iedereen
Toen Jezus dus deze opdracht gaf, ging Hij ervan uit dat iedereen die de boodschap van Zijn discipelen hoorde, zelf ook een discipel zou worden, die op zijn of haar beurt ook weer discipelen zou maken, enz. (zie 2 Timotheüs 2:2). Hiertoe zijn we door God geroepen: om werkzaam te zijn in Zijn Koninkrijk.
Inderdaad, Jezus roept iedereen op om discipel te worden, maar dat houdt niet noodzakelijkerwijs in dat iedereen voorganger moet worden, of zendeling of fulltime evangelist. Mensen die dat gaan doen, zeggen bijna altijd dat ze daar een speciale roeping voor ontvangen hebben van de Heilige Geest.
Tentenmakers
In Handelingen lezen we dat Paulus God diende als een ‘apostel’. Hij vulde zijn dagen met reizen, prediken en onderwijzen en velen werden christen als gevolg hiervan. Vervolgens hielp hij hen door verder onderricht om sterke gelovigen te worden.
We lezen ook dat Paulus een tentenmaker was van beroep en dat hij daar soms ook druk mee was om in zijn levensbehoeften te voorzien, zodat hij degenen die hij tot Christus had geleid niet tot last hoefde te zijn.
Soms doen mensen dat nog tot op de dag van vandaag en wij noemen ze ‘tentenmakers’. Ze zijn werkzaam in hun beroep om in hun levensonderhoud te voorzien, maar zijn ook bezig met het maken van discipelen. Dit gebeurt vooral in landen waar fulltime voorgangers en zendingswerkers niet welkom zijn, maar waar ze zich wel door God toe geroepen weten.
Iedere gelovige heeft een taak in Gods Kerk
God heeft een ieder van ons gaven gegeven die we mogen inzetten om andere gelovigen te bemoedigen en dienen. Daar zijn langere lijsten van die we kunnen vinden in 1 Korintiërs 12:1-31; Romeinen 12:3-8; Efeziërs 4:1-16; 1 Petrus 4:1-11.
Naast het maken van discipelen zullen we waarschijnlijk iets te doen vinden in onze kerken om dienstbaar te zijn middels de geestesgaven die Hij ons toebedeeld heeft.
Conclusie
De ’Grote Opdracht’ is een taak die Jezus ons gaf. We hebben dus niet de keuze om wel of niet bezig te zijn met het bereiken van mensen en het maken van discipelen. Iedere christen heeft deze opdracht gekregen als hij of zij een ware discipel wil zijn, al dan niet fulltime.
Onze taak is om aan God te vragen ons te laten zien hoe Hij wil dat wij Hem dienen en dus niet of wij Hem dienen.