Hoe woont God bij mensen?

En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben zijn heerlijkheid gezien…)” (Johannes 1:14).

Toen God de hemel en de aarde schiep, maakte Hij een speciale plek waar Hij bij de mensen, het favoriete deel van de schepping, kon wonen. Deze plaats staat bekend als de hof van Eden (Genesis 2:8). De tegenwoordigheid van God, helemaal zoals Hij was, was daar op een speciale manier aanwezig. De heerlijkheid van God was zichtbaar en voelbaar in de hof. Bovendien liet de hof iets zien van de volmaakte gemeenschap tussen God en de mens. Toen Adam en Eva in zonde vielen, werden ze dientengevolge uit de hof verdreven, weg van de tegenwoordigheid van God en Zijn heerlijkheid. Maar God sprak nog wel tot hen en beloofde dat door een nazaat van de vrouw de relatie van de mens met God weer hersteld zou worden en dat ze zich opnieuw zouden verheugen in Zijn aanwezigheid en heerlijkheid (Genesis 3:15).

Ook toen de belofte van Genesis 3:15 nog niet tot vervulling was gekomen, liet God Zijn verlangen om dichtbij Zijn volk te zijn en gemeenschap met hen te hebben, zien door middel van de tabernakel (Exodus 33:7-10) en later ook de tempel in Jeruzalem (2 Samuël 7:1-13; 1 Koningen 5:1-5; 6:1). Dit waren de plaatsen waar God op een speciale manier aanwezig was en waar Hij Zijn heerlijkheid liet zien, Zijn nabijheid.

Hoe God in het Nieuwe Testament bij Zijn mensen woont

Het Oude Testament eindigt met het drama dat de aanwezigheid van God de tempel heeft verlaten vanwege de toenemende zondigheid van Zijn volk (Ezechiël 10:4; 10:18; 11:22-23), maar ook met de hoop dat Hij zou terugkeren in al Zijn pracht. Vervolgens begint het Nieuwe Testament met de waarheid dat ‘het Woord vlees geworden is’. Let op dat Jezus verklaarde dat de leiders van Israël de tempel hadden veranderd in een ‘huis van koophandel’ (Johannes 2:16) en ‘een rovershol’ (Mattheüs 21:13). Gods aanwezigheid was dus niet langer zichtbaar in de tempel. Maar waar dan wel? Waar kon God nog dicht bij Zijn volk wonen?

In Christus! Toen de juiste tijd gekomen was, zou God onder Zijn mensen wonen door het vleesgeworden Woord, Jezus Christus. Hij is Immanuël, ‘God met ons’ (Mattheüs 1:23) en de blijvende ‘tempel van God’ (Johannes 2:18-21). Daarom kon Johannes zeggen: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien)” (Johannes 1:14).

In Christus werd de heerlijkheid van God ten volle zichtbaar, want “in Hem woont heel de volheid van God lichamelijk” (Kolossenzen 2:9). De apostel Johannes en anderen die in Jezus geloofden, zagen Zijn heerlijkheid, “een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader” (Johannes 1:14). In Christus kwam God dus bij Zijn mensen wonen, ‘tabernakelde’[1] Hij onder hen, en herstelde zo de relatie die de mens in de hof van Eden was kwijtgeraakt vanwege de zonde.

Hoe God in ons woont

Dit is goed nieuws, maar nog niet alles. Gods heilsplan gaat verder. Het werk van Christus aan het kruis (Zijn dood, opstanding en hemelvaart) maakt van Zijn mensen, Gods kinderen en Zijn kerk, de tempel van God. Met de woorden van Paulus, als hij het belang van de kerk laat zien: “Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?” (1 Korintiërs 3:16).

God woont in de gemeente op een speciale manier en Zijn heerlijkheid wordt zichtbaar. Hoe? Doordat we als gelovigen en volgelingen van Christus opnieuw geboren zijn, gezien worden als Gods kinderen en in gemeenschap met Hem blijven! Dit alles is slechts mogelijk door Christus. Wij zijn de eerstelingen van de nieuwe schepping en hebben de vaste hoop dat heel deze wereld veranderd en gered zal worden tot een nieuwe hemel en nieuwe aarde, waar God alles in allen zal zijn en er geen zonde meer zal bestaan. Deze nieuwe wereld zal in zijn geheel superieur en beter zijn dan de hof van Eden. Dit zal gebeuren bij de wederkomst van Christus. Wat een heerlijk vooruitzicht hebben wij!

Tenslotte, als deel van Gods kerk zijn we geroepen tot aanbidding in geest en waarheid (Johannes 4:23-24). Dat betekent echte, geestelijke aanbidding die voortkomt uit een vernieuwd hart. En een aanbidding naar Gods wil die voortkomt uit de waarheid zelf, Zijn Woord.

Wat een blijdschap, te weten dat onze gemeenschap met God is hersteld!

[1] Het Griekse werkwoord dat hier in Johannes 1:14 met ‘wonen’ is vertaald, is afgeleid van het woord ‘tabernakel’.

Deel artikel