Hoe gaat God om met invaliditeit?

disability

Er zijn veel voorbeelden van lichamelijke gebreken in de Bijbel. Laten we naar enkele belangrijke teksten kijken om te zien hoe God reageert op invaliditeit.

God wil dat de kwetsbaren beschermd worden in de samenleving

U mag een dove niet vervloeken en vóór een blinde mag u geen struikelblok leggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE” (Leviticus 19:14)

In de boeken Exodus, Leviticus en Deuteronomium geeft God de Wet aan het volk Israël. Dit was een uitvoerige lijst met voorschriften en aanwijzingen die de mensen lieten zien hoe ze zich behoorden te gedragen in het land dat ze op het punt stonden te beërven. Deze wetten behandelden alle aspecten van hun dagelijks leven, hoe ze God moesten aanbidden, hoe ze handel moesten drijven, hoe de maatschappij ingericht moest worden, hoe ze met heidense vreemdelingen moesten omgaan. De Wet zorgde voor twee hoofdzaken: ten eerste liet ze zien hoe God wilde dat hun leven en hun godsdienst vorm gegeven werden.

Let op dat de Wet niet de volledige verwerkelijking van Gods wil liet zien, maar een aansporing om hun uiterste best te doen die te verwezenlijken in hun omstandigheden en cultuur. Ten tweede liet de Wet aan de mensen zien dat ze zondig waren en dat ze zich op geen enkele manier aan alle voorschriften konden houden. Het liet hen hun behoefte zien aan Gods barmhartigheid en genade, en dat ze een Middelaar nodig hadden om Gods eis te kunnen vervullen.

Door de hele Wet heen laat God zien dat de zwakkeren beschermd moeten worden in de samenleving. Er zijn wetten ter bescherming van slaven, vreemdelingen, gescheiden vrouwen, weduwen, wezen, armen en gehandicapten. Leviticus 19:14 eist respect voor mensen met een handicap en geeft twee negatieve voorbeelden van hoe tegenwerking eruit zou kunnen zien. God zegt dat we mensen met een handicap niets in de weg mogen leggen, maar juist verder moeten helpen. Vervloek niet degenen die niet kunnen horen. Laat blinde mensen niet struikelen. Maak geen misbruik van mensen die verstandelijk beperkt zijn. Bescherm hen en neem het voor hen op. Vrees de Heere.

God wil dat mensen met een beperking vriendelijk bejegend worden.

Mefiboseth zal aan mijn tafel eten als een van de zonen van de koning” (2 Samuël 9:11).

De geschiedenis van David en Mefiboseth is een van de meest aangrijpende verhalen over invaliditeit in de Schriften.

Koning David had kort tevoren de troon bestegen en toen, op het hoogtepunt van zijn macht, wilde hij graag barmhartigheid bewijzen aan de familie van zijn voorganger, koning Saul en diens zoon Jonathan. In die dagen was het gebruikelijk voor een nieuwe koning om de hele familie van de vorige koning uit te moorden om zo een opstand tegen te gaan, maar hier doet David juist het tegenovergestelde door een zegen en het welzijn te zoeken voor het huis van de vorige koning. Het geval wilde dat er nog maar één nabestaande in leven was, een man met de naam Mefiboseth, getekend door een handicap, “hij was kreupel aan zijn beide voeten” (2 Samuël 9:13).

Mefiboseth hield zich verborgen omdat hij bang was dat David hem zou doden. Als David hem daadwerkelijk vindt, buigt hij zich neer en roept uit: “Wat is uw dienaar dat u aandacht schenkt aan een dode hond als ik ben?” (2 Samuël 9:8). Mefiboseth zag zichzelf als minder dan waardeloos. Hij was een niemand, een verschoppeling, die zijn omgeving ongeveer net zoveel te bieden had als een dode hond. Maar David (misschien hier als een voorafschaduwing van wat Jezus zou doen), als een daad van onverdiende vriendelijkheid, nodigt Mefiboseth uit om aan zijn tafel plaats te nemen als een van zijn eigen zonen. De zwakke en waardeloze verschoppeling, die het koninkrijk misschien alleen maar een slechte reputatie zou bezorgen, wordt verheven tot de adelstand als lid van het koninklijk huis.

Dit is een prachtig beeld van barmhartigheid voor behoeftigen, het verbeteren van de situatie van de geringen, enkel uit liefde. Mefiboseth werd niet “beter”. Hij werd niet genezen van zijn ziekte. Hij bleef kreupel, maar David maakt duidelijk dat het volk van God solidair is met de verschoppelingen van deze wereld en alles doet om hun situatie te verbeteren.

God neemt invaliden op in Zijn Koninkrijk

Toen werd de heer des huizes boos en zei tegen zijn dienaar: Ga er snel op uit naar de straten en stegen van de stad en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier binnen” (Lucas 14:21).

In Lucas 14 vertelde Jezus de gelijkenis van de grote maaltijd. Hij legde uit dat velen waren uitgenodigd om deel te nemen, maar dat ze een voor een weigerden te komen. De zorgen van de wereld maakten dat ze met andere dingen bezig waren zodat ze niet konden komen. Verontwaardigd gaf de gastheer opdracht aan zijn dienaren om de zaal waarin de maaltijd gehouden zou worden vol te maken met “de armen en verminkten en kreupelen” (Lucas 14:21). Toen dit gedaan was, zei hij tegen zijn dienaren om nogmaals te gaan naar de landwegen en de heggen buiten de stad en hen te dwingen “binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt” (Lucas 14:23).

Jezus schetst hier een prachtig beeld van een grote maaltijd waar enkel mensen zitten die je daar niet zou verwachten – de misvormden en verschoppelingen, mensen die normaal nooit uitgenodigd zouden worden vanwege hun maatschappelijke positie. Dit Bijbelgedeelte is cruciaal voor het juiste begrip van invaliditeit in het Koninkrijk van God. Jezus verkondigt hier dat het Koninkrijk voor iederéén is. Het gaat dus niet volgens de conventies van die tijd, want God nodigt juist de armen uit om deel uit te gaan maken van Zijn Koninkrijk. Hij verwelkomt degenen die de wereld vergeten heeft of links laat liggen. En beter nog: Hij gebruikt hen tot Zijn eer.

God schakelt mensen met beperkingen in voor Zijn Koninkrijk

Wie heeft de mens een mond gegeven? Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben Ik het niet, de HEERE? ” (Exodus 4:11).

Mozes zou een van de grootste leiders uit de geschiedenis van Gods volk worden. God zou ongelooflijke dingen door hem doen: Mozes trad op als Zijn vertegenwoordiger voor de farao, hij zou de Israëlieten uit de slavernij leiden, God zou de Wet geven door de hand van Mozes, met hem spreken als met een vriend en Mozes zou het volk tot aan de grenzen van het Beloofde Land brengen. Maar het is interessant om te lezen dat, toen God hem riep tot zijn taak, hij zichzelf als totaal niet geschikt zag. Hij wierp tegen dat hij niet de man voor zo’n onderneming was. Ten einde raad zei hij: “Och Heere, ik ben geen man van veel woorden. Dat ben ik sinds jaar en dag al niet, zelfs niet vanaf het ogenblik dat U tot Uw dienaar gesproken hebt, want ik spreek onduidelijk en moeizaam” (Exodus 4:10).

Mozes dacht van zichzelf dat hij een spraakgebrek had dat hem ongeschikt maakte (zo zag hij dat zelf) voor het staan in Gods dienst. Maar Gods antwoord is afdoende en verrassend… “Wie heeft de mens een mond gegeven? Wie maakt iemand stom, ziende of blind? Ben Ik het niet, de HEERE?” (Exodus 4:11). In dit verbazingwekkende antwoord, neemt God de verantwoording voor wat wij gebreken noemen; Hij is er zelfs de veroorzaker van! Hij zegt dat deze dingen bij Hem vandaan komen en door Hem gewild zijn. Dat is een harde uitspraak! We moeten deze omarmen en ervan leren.

We kunnen niet zeggen dat God Zich vergiste toen hij Mozes’ tong maakte. Hij had er een bedoeling mee. Volgens de normen van de wereld zou Mozes niet de eerste kandidaat geweest zijn om Gods volk te leiden, maar God vergist Zich nooit. Niet alleen maakt Hij ons zoals we zijn, maar Hij heeft er zelfs een bedoeling mee. En als Hij zou willen dan zou Hij ons inschakelen in de dienst van Zijn Koninkrijk ondanks onze zwakheden en om grote dingen voor Hem te doen (1 Korinthiërs 1:27-31).

Wat dit voor ons vandaag betekent

In de gelijkenis van de grote maaltijd stuurde God zijn dienstknechten eropuit in de wereld om mensen voor het grote feest uit te nodigen. Dit feest, als beeld van de hemel, laat de inclusiviteit zien waarvan iedereen vandaag de mond vol heeft. In een participatiemaatschappij zou iedereen dezelfde kansen moeten krijgen op alle levensterreinen ongeacht zijn of haar beperkingen. Ik geloof dat God dit voor ogen heeft met betrekking tot Zijn Koninkrijk. Jezus, Zijn Zoon, liet het zien in Zijn bediening hier op aarde. Er zijn talloze teksten over hoe Jezus Zijn hand uitstak naar de verschoppelingen die buiten de samenleving stonden vanwege hun handicap of ziekte.

Jezus hoorde hoe Bartimeüs om hulp riep, zelfs toen iedereen tegen hem zei dat hij zijn mond moest houden (Markus 10:46-52). Hij stak zijn hand uit naar de onreine melaatsen en raakte hen aan (Mattheüs 8:3). Hij ging naar plaatsen waarvan bekend was dat gebrekkigen er samenkwamen en wist wat een ieder nodig had (Johannes 5:1-9). Maar steeds was Hij niet enkel begaan met hun lichamelijke gebreken, maar ook met hun geestelijke noden (Lucas 5:20).

Door de hele Bijbel zien we dat God de mensen met handicaps wil beschermen, hun rechten wil waarborgen en versterken, en hen opneemt in Zijn Koninkrijk en wil gebruiken tot Zijn eer.

We zijn allemaal uitgenodigd voor het grote feest. Het gaat daarbij niet om je lichamelijke kracht of intellectuele vermogens. Het gaat zelfs niet om je godsdienstigheid. Het gaat enkel om de uitnodiging van Jezus Christus Zelf die je moet aannemen: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14:6). Jezus maakte het voor iedereen mogelijk die in Hem gelooft om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Voor hen die de uitnodiging van Christus hebben aangenomen zal er plaats zijn in Gods huis. Daar zullen alle gruwelijke gevolgen van de zonde tenietgedaan worden.

Onze nietige, verzwakte lichamen zullen veranderd worden in overeenstemming met Jezus’ verheerlijkte lichaam (Filippenzen 3:21). We weten dat in de hemel God “alle tranen van hun ogen zal afwissen en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:4). Dit is de hoop die christenen hebben, maar tot die tijd moeten de volgelingen van Christus mededogen in hun hart hebben om de noden van onze gebroken wereld te lenigen. Dit is het hart van God en Zijn verlangen voor mensen die nog met al hun gebreken in deze wereld leven.

Deel artikel