God schiep man en vrouw en gaf hun het bevel Hem te gehoorzamen (Genesis 2:17). Maar Adam en Eva waren niet gehoorzaam (Genesis 3:6). Toch waren ze zeker in staat om een keuze te maken. Toen ze ervoor kozen om vruchten van Boom van Kennis van Goed en Kwaad te eten, ervoeren ze de gevolgen van hun daden en waren ze daarvoor persoonlijk verantwoordelijk. Stond hun ‘vrije wil’ op het spel?
De hele mensheid is verdorven
De Bijbel beschrijft hoe na de zonde van Adam en Eva de hele mensheid deelde in het verderf, dat daardoor in de wereld gekomen was (Psalm 51:7; Romeinen 7:18). Voortaan is ieder mens van nature zondig – onze verlangens en ons gedrag zijn niet in overeenstemming met Gods wil. In Genesis 6:5 lezen we: ‘En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtenspinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren’. We kunnen nu overwegen of mensen wel of niet een ‘vrije wil’ hebben en zo ja, hoe die ‘vrije wil’ dan functioneert.
Absoluut geen vrije wil
Volgens Genesis 6:5 hebben mensen duidelijk geen vrije wil. Volgens deze tekst zijn de verlangens van hun hart van nature op het kwaad gericht. Dat betekent dat ik niet zelf kan kiezen om dat te doen wat God behaagt. Uiteindelijk kan ik er niet voor ‘kiezen’ om een christen te worden (de Bijbel beschrijft niet-christenen als slaven (Johannes 8:34) en als doden (Efeze 2:1-5), want vanuit onszelf zijn we hopeloos en hulpeloos – verloren mensen.
Maar gaat ons hart uit naar het evangelie, dan biedt God ons als een geschenk een nieuwe geboorte (zie bijv. Johannes 3:3-8; Efeze 2:5, 7-10; Kolossenzen 2:13-14). Verlossing wordt als een geschenk aangeboden aan ons die van nature slaven van de zonde waren, dood in de zonde. En slaven kunnen zichzelf niet bevrijden, evenmin als doden zichzelf tot leven kunnen wekken. In die zin hebben wij dus geen vrije wil. Wij wandelen in duisternis, omdat onze daden zonder uitzondering slecht zijn (Johannes 3:19). We kunnen er niet voor kiezen om God te behagen of Hem te volgen – die ‘vrijheid’ bezitten we niet. Wél hebben we de vrijheid om te handelen naar onze zondige natuur.
Een nieuwe natuur
Niet-christenen zijn dus van nature zondig. Hun handel en wandel gaat in tegen wat God wil. Dat geldt zelfs van hun meest vriendelijke en liefdevolle daden en de diensten die ze anderen bewijzen. Van God uit gezien zijn ze geneigd tot het doen van het kwade (Genesis 6:5). Niet-christenen zijn dus ‘vrij’ om naar hun eigen zondige natuur te handelen. Maar voor christenen geldt dat zij handelen naar hun nieuwe natuur.
God heeft ons ‘in Christus’ een nieuwe natuur gegeven (2 Korinthe 5:17), maar ook de oude, zondige natuur woont nog steeds in ons. Onze daden zullen dus een mix zijn van zowel goed als kwaad. Handelen we volgens onze nieuwe natuur dan doen we wat goed en aangenaam is voor God, maar toch zondigen we ook nog steeds. Ook Paulus had daarmee te kampen (zie Romeinen 7:13-25).
Verantwoordelijk voor vrijheid
De Bijbel getuigt van zowel de verantwoordelijkheid als de vrijheid van de mens. En ze getuigt van God, die alles in Zijn hand heeft en die alle dingen bestuurt (zie Genesis 50:20; de verschillende profetieën in het oude Testament; Romeinen 8:28-29; Romeinen 11:36; Kolossenzen 1:16-17). Binnen het geheel van de door God geschapen kosmos, ervaren we als mensen de vrijheid om beslissingen te nemen en acties uit te voeren. Toch wist God al vanaf het begin der tijden van onze handel en wandel en stond Hij die toe, hetzij goed of kwaad (Spreuken 16:4).
Onze vrijheid om te handelen naar onze aard doet geen afbreuk aan Gods soevereine wil en Zijn bevelen en evenmin aan onze vrijheid om te kiezen. God is en blijft God. Hij heeft het absolute en onbegrijpelijke vermogen om een wereld te scheppen, waarin alles aan Zijn wil onderworpen is en waarin toch de mens een eigen verantwoordelijkheid heeft.