De vrucht van de Geest: Geduld

The fruit of the Spirit_ patience

Iedereen die eeuwig leven ontvangen heeft door geloof in Jezus Christus, heeft de Heilige Geest: “als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem” (Romeinen 8:9). “Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God” (Romeinen 8:14). Christen zijn betekent “leven door de Geest”, en dat moet in ons dagelijks leven blijken. Als de Heilige Geest in ons hart woont, moet dat zichtbaar worden in de “vrucht” die we dragen. Leven door het geloof betekent niet alleen dat je bepaalde theologische waarheden gelooft, maar ook dat je door de Geest veranderd wordt en leeft volgens Gods wil.

Paulus noemt negen elementen van de “vrucht van de Geest”: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Galaten 5:22). Laten we het element “geduld” wat nader bekijken. Wat betekent dit, hoe weerspiegelt het Gods karakter, en hoe werkt dit uit in het leven van een Christen?

Ongeduldig zijn

Ik ben zelf snel ongeduldig. Als iemand niet meteen doet wat hij of zij zou moeten doen, of als iets langer duurt dan ik verwacht had, vind ik dat irritant. Ik vind het erg moeilijk om dan geduldig en vriendelijk te blijven. En ik weet dat ik niet de enige ben die hiermee worstelt. Voor veel mensen komt geduld niet vanzelf.
Behalve dat we ongeduldig kunnen zijn met mensen om ons heen, of zelfs met onszelf, zijn we soms ongeduldig met God. Als we bijvoorbeeld gebeden hebben voor iets dat belangrijk voor ons is, zijn we teleurgesteld als God ons verzoek niet meteen verhoort. We zien misschien uit naar de Dag van de Heere, waarop God eindelijk zal afrekenen met alle kwaad en verdriet. Dat is een goed verlangen, maar kan snel vermengd raken met ongeduld. We zijn geneigd te denken dat God “de belofte vertraagt”.

God is geduldig

Petrus corrigeert deze gedachte door uit te leggen: “De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen” (2 Petrus 3:9). Door de hele Bijbel heen wordt God getekend als geduldig. In Exodus 34:6 beschrijft Hij Zichzelf als “HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw”. Met andere woorden: God zal zonde zeker straffen, maar Hij straft niet snel. Hij geeft mensen tijd om zich te bekeren en hun leven te veranderen. Dit zelfde punt wordt ook uitgelegd door de apostel Paulus, als hij zijn lezers vermaant: “Of veracht u de rijkdom van Zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en geduld, zonder te weten dat de goedertierenheid van God u tot bekering leidt?” (Romeinen 2:4).

Paulus als een voorbeeld van Gods geduld

Paulus was zelf een levend voorbeeld van Gods geduld. Als hij terugkijkt op zijn eigen leven, is hij verbijsterd dat God hem niet heeft afgeschreven. Daar zou Hij alle recht toe gehad hebben: jarenlang heeft Paulus Jezus afgewezen, en zelfs Christenen vervolgd. Maar in plaats van veroordeling, ontving Paulus genade. “Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen, opdat Jezus Christus in mij, de voornaamste van de zondaars, al Zijn geduld zou tonen, tot een voorbeeld voor hen die later in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven” (1 Timotheüs 1:16).

Geduldig op de Heere wachten

Het leven als Christen is niet altijd gemakkelijk. Misschien krijg je te maken met tegenstand, problemen en uitputting. Om in zulke omstandigheden te kunnen volharden, heb je geduld nodig. We worden opgeroepen: “Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed” (Romeinen 12:12). Geduld laat zien dat je je eigen ideeën over “hoe de wereld moet zijn” opzij hebt gezet, en Gods tijdsplan wilt volgen. Vertrouw Hem; Zijn wijsheid en goedheid zijn oneindig veel groter dan de jouwe.
Geduldig zijn in moeilijke omstandigheden is mogelijk als we Gods heerlijke toekomst in het oog houden. “U moet ook geduldig zijn en uw hart versterken, want de komst van de Heere is nabij” (Jakobus 5:8). We weten dat dit aardse leven niet altijd doorgaat. De Heere zal terugkomen en alles rechtzetten.

Abraham als voorbeeld van geduld

Het Oude Testament biedt een voorbeeld van iemand die bijna een heel leven moest wachten voordat Gods beloften vervuld werden. Hij heet Abraham. God had beloofd om hem te zegenen en hem tot een groot volk te maken (Genesis 12:1-3, Hebreeën 6:13-15). Maar Abraham had zelfs niet één kind! Pas toen hij 100 jaar oud was, werd de beloofde erfgenaam geboren. Het boek Genesis vertelt ons over Abrahams worstelingen en perioden van ongeloof en twijfel. Het was niet gemakkelijk voor hem om op Gods tijd te wachten.

Maar toch lezen we in Hebreeën 6: “zo heeft hij de belofte verkregen na daar geduldig op gewacht te hebben.” Naast Abraham zijn ook “de profeten, die in de Naam van de Heere gesproken hebben” een voorbeeld van geduld (Jakobus 5:10). Deze mensen laten zien: ook al zijn de meeste mensen van nature niet geduldig, toch is het mogelijk om geduldig te zijn als de Heilige Geest in ons hart woont.

Geduld hebben met anderen

Onze God heeft geduld met ons en met andere mensen. Ook wij moeten onze medegelovigen liefhebben en met allen geduld hebben (1 Thessalonicenzen 5:14). We worden opgeroepen om te leven “in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen” (Efeze 4:2). Dat is geen gemakkelijke taak, want die andere mensen zijn niet altijd aardig tegen ons. Sommige mensen zijn gewoon… zondige, feilbare mensen zoals wij zelf. Echt geduld vereist geloof en nederigheid. Het betekent dat we afscheid nemen van ons egoïsme. Het betekent dat we “de ander voortreffelijker achten” dan onszelf – zoals Jezus deed.

Geduld is een vrucht van de Heilige Geest

Geduldig zijn is geen voorwaarde om gered te worden. We kunnen het ook niet zelf “maken”. We zijn afhankelijk van de Heilige Geest Die in ons woont. God belooft dat ieder die door deze Geest geleid wordt, “met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen” (Kolossenzen 1:11).

Deel artikel