Als de mens uit het paradijs wordt verdreven, verschijnen er cherubs of cherubijnen bij de ingang van de Hof van Eden. Wat is hun taak en betekenis?
Bewaken
De cherubijnen zijn waarschijnlijk een speciale groep engelen. Bij de verdrijving van de mens uit het paradijs wordt gelijk hun belangrijkste taak zichtbaar: ze zijn bewakers. Ze moeten voorkomen dat de gevallen mens terugkomt in het paradijs. Want door van de vrucht te eten, hadden Adam en Eva een grens overschreden. De mens had kennis gekregen van goed en van kwaad. Hij mocht nu niet meer eten van de boom des levens, die in de Hof van Eden stond. Dan zou de mens, die in opstand was gekomen tegen God, eeuwig leven, maar zonder verbinding met zijn Schepper. Dat zou uitlopen op een eindeloze verschrikking.
Nieuwe grenzen
Maar God wil de relatie juist herstellen. Daarom stelt Hij nieuwe grenzen. Dat doet Hij om te beginnen door Adam en Eva het paradijs uit te sturen. Je kunt dat allemaal lezen in Genesis 3, vooral vers 22-23: “Toen zei de HERE God: Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven! Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken.” De cherubijnen worden als bewakers aangesteld. Adam en Eva worden het aardse paradijs uitgestuurd, opdat ze hun ogen zullen gaan richten op het hemelse paradijs.
Cherubijnen en de ark
Opvallend is dat ook in Exodus 25-26 wordt gesproken van cherubijnen. God vertelt de Israëlieten hoe ze een heilige tent moeten maken die zal dienen als Gods woonplaats onder het volk. Ze moeten een ark maken met een verzoensdeksel erop. Aan de beide einden van dit verzoendeksel moeten twee gouden cherubs staan. “Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs, die zich op de ark van de getuigenis zullen bevinden, zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal. (…) U moet ook een voorhangsel maken, van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en dubbeldraads fijn linnen; men moet het maken met cherubs erop, werk van een kunstenaar.”
Hier zie je de cherubijnen terugkomen. Twee standbeelden van cherubijnen op het deksel van de ark. Die ark was heel belangrijk om tot God te kunnen komen. Ook wordt een afbeelding van cherubijnen verwerkt in het voorhangsel, een doek die de directe toegang tot Gods genade (de ark van het verbond) moest verhinderen. Ook hier worden cherubijnen dus opgevoerd als bewakers, om Gods heerlijkheid te bewaren (zie Hebreeen 9:5: “En boven op deze ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden”).
De weg tot God is heropend
De Heere Jezus heeft door Zijn dood aan het kruis de weg naar de hemelse Vader geopend voor allen die in Hem geloven (zie Hebreeën 10:19-20). Er staan dus geen wachtposten meer tussen ons en God. Integendeel, we worden opgeroepen om “tot Hem [te] naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.”