“Sluit uw ogen voor mijn zonden en doe heel mijn schuld teniet. Schep, o God, een zuiver hart in mij” (Psalm 51:11-12, NBV21)
David is zich sterk bewust van zijn zonden. God heeft hem daar Zelf mee geconfronteerd door middel van de profeet Nathan. David probeert geen uitvluchten te zoeken. Hij praat zijn misstap niet goed. Maar hij blijft ook niet steken in wanhoop en zelfverwijt.
David vraagt God om vergeving en om een zuiver hart. Het is niet zijn bedoeling om door te gaan met zondigen zodra de Heere Zijn ogen sluit voor Davids zonden. Nee, David heeft echt berouw en wil zich bekeren. Hij wil graag dat het weer goed wordt tussen de Heere God en hem, en hij verlangt naar een zuiver, zondeloos hart.
David heeft inderdaad vergeving ontvangen. En hij is niet de enige. De profeet Micha roept het verwonderd uit: “Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft, Die voorbijgaat aan de overtreding…?” (Micha 7:18). En als God vergeeft, dan komt Hij ook niet meer op onze zonden terug. Hij gooit ze in de diepte van de zee (Micha 7:19). Dan zijn ze vergeven en vergeten!
Als iemand jou iets heeft aangedaan en je om vergeving vraagt, ben jij dan bereid om van harte te vergeven en het gebeurde achter je te laten? Of blijft het nog jarenlang tussen jullie in staan?