Afvalligen, voor altijd verloren?

Zijn afvalligen voor altijd verloren, zoals Hebreeën 6 lijkt te leren?

Hebreeën 6 moet, net als elke andere passage in de Schrift, gelezen worden in samenhang met andere Schriftgedeelten om er zeker van te zijn dat we de juiste betekenis begrijpen van wat de auteur zegt. De Bijbel leert ons dat alleen God ons redt van onze zonde en zijn toorn (Efeziërs 2:1-9; Romeinen 3:21-31). De Bijbel leert ons dat God, uit Zijn goedertierenheid en voor de eeuwigheid, degenen heeft gekozen die de Zijne zijn door middel van uitverkiezing (Efeziërs 1:3-14). Aangezien God hen heeft geroepen overeenkomstig zijn voornemen en hen tevoren heeft bestemd, zal Hij dit goede werk wat hij begonnen is, ook afmaken. (Romeinen 8:28-29; Filippenzen 1:6). Het is belangrijk om deze waarheden in gedachten te houden bij het lezen en bestuderen van Hebreeën 6.

Uit de genade gevallen

Op het eerste gezicht lijkt Hebreeën 6:4 te zeggen dat degenen die eerst gered waren uit genade zijn gevallen zijn en niet opnieuw in genade kunnen komen. Hier zijn de woorden van de Schrift: “Want het is onmogelijk om hen die eens verlicht zijn geweest, die de hemelse gaven geproefd hebben en deelgenoot zijn geworden van de Heilige Geest, en die het goede Woord van God geproefd hebben en de krachten van de komende wereld, en die daarna afvallig zijn geworden, weer opnieuw tot bekering te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken”
De term “afvallige” is een populaire beschrijving van een persoon die ooit zo gepassioneerd leek over Jezus en nu “afgevallen” is. Wat moeten we met deze passage doen als we uit de raad van de Schrift weten dat niets ons van God kan wegnemen (Johannes 10; Romeinen 8:31-39)?

Waarschuwing

Ten eerste moeten we vaststellen dat deze hele verklaring wordt gebruikt als een waarschuwing bij een hypothetische situatie. Gelovigen en niet-gelovigen hebben waarschuwing en correctie nodig om vast te houden aan wat zij hebben geleerd hebben, zodat God kan blijven werken in het leven van de gelovige en dat de niet-gelovige een kans krijgt om te reageren op Gods roep. Vers 9 geeft ons een aanwijzing dat deze waarschuwing tegen het “afvallen” in hypothetische termen is. Het is bijna alsof de schrijver van Hebreeën zegt: “maar waar ik voor waarschuw is niet het geval bij jou, want ik heb gezien wat God in jou en door jou heeft gedaan”. Omdat Gods werk in hun leven zo sterk lijkt (ook al zijn ze nog niet verder gekomen dan het eerste onderwijs), lijkt het voor de schrijver van de Hebreeënbrief onredelijk om te concluderen dat ze allesbehalve gered zijn.

Wat voor soort persoon

Ten tweede moeten we rekening houden met het type persoon dat de auteur beschrijft. Hij beschrijft niet een persoon die God heeft voorbestemd voor de verlossing. Hij heeft het niet over een persoon als Petrus, die door Satan getest werd en waarvoor Jezus voorbede deed. Hij heeft het eerder over een persoon die de beloften van het leven in de kerk ervaren heeft en zich ervan afkeert. Het klassieke voorbeeld van zo’n persoon is Judas Iskariot, die 3 jaar lang aan de voeten van Jezus heeft gezeten en maar vanaf het beging Jezus niet heeft vertrouwd. Het is mogelijk voor ongelovigen om de Bijbelse waarheid te leren, te werken in een gelovige omgeving en het wonder van de Heilige Geest te ervaren.

We hebben allemaal onze vrienden en familie die naar religieuze dingen zoeken. Zij willen graag een kerkdienst bezoeken en kunnen in een of andere respectabele functie hebben. Misschien schrijven ze zich in voor een Bijbelstudie of een kleine groep. Misschien hebben ze een religieuze ervaring waarbij ze de aanwezigheid van God voelen en geven er een getuigenis over. Of misschien evangeliseren ze zelfs. Als we dit zien, zijn we blij dat ze het geloof hebben omarmd dat door de heiligen is overgeleverd. We vieren dat er een keerpunt in hun leven is.

Maar dan komen ze niet meer naar de kerkdiensten. Ze keren zich af, abrupt of geleidelijk, en ze lijken geïnfecteerd tegen de waarheid van God. Ze hoorden het, “probeerden het”, en realiseerden zich dat het niet voor hen was. De waarheid is dat het koren en onkruid samen opgroeien in de zichtbare kerk en meestal niet te onderscheiden is door de ogen van de mensen. Alleen God kent de zijnen. Mensen die afvallen en niet terugkomen, zijn nooit christenen geweest. Deze passage spreekt over een persoon die het Evangelie heeft gehoord en de waarheden over God heeft geleerd, maar uiteindelijk heeft het geplante zaad nooit wortel geschoten. In feite, als je spreekt tot de persoon die is afgevallen, krijg je het gevoel dat er een verharding in het hart van de persoon heeft plaatsgevonden. God was genadig genoeg om hen toe te staan om Hem te ervaren, ook al hebben ze nooit echt geloofd.

Is er nog steeds hoop?

Op dit punt heb ik de vraag niet beantwoord, maar heb ik alleen achtergrondinformatie gegeven. Is er nog steeds hoop voor een persoon die zich tegen God keert? Vanuit het oogpunt van de mens moeten we ons leven leiden in het streven naar herstel van deze mensen. Bid voor hen. Hou van hen. Heb gesprekken met hen. Paulus schrijft aan de Corinthiers dat ze een persoon die in zonde leeft aanspreken en op zijn zonde wijzen, zodat hij tot bezinning kan komen. In sommige gevallen zal de kerk de persoon eerlijk en liefdevol moet disciplineren, zodat hij zich volledig bewust is van zijn zonde (1 Korintiërs 5). De rest is in Gods handen. Er zijn veel verhalen van mensen die het geloof in Jezus hebben beleden, zich hebben afgewend en daarna liefdevol zijn hersteld en Jezus dienen. Omdat we de inwendige harten van de mensen niet kennen, moeten we er alles aan doen om hen aan te moedigen om voortdurend de Heer te zoeken terwijl Hij zich laat vinden.

Deel artikel